ECLI:NL:RVS:2025:4164
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, die op 8 mei 2025 het beroep van de appellant niet-ontvankelijk heeft verklaard. De appellant had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de rechtbank oordeelde dat het beroep niet ontvankelijk was omdat het niet tijdig was ingediend. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A. Khalaf, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 1 september 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. Het hoger beroep is ongegrond verklaard. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet wordt vernietigd.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de minister van Asiel en Migratie geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 1 september 2025.