ECLI:NL:RVS:2025:419

Raad van State

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
202406797/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.T.J.M. Jurgens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om extra toetskans voor afstudeeropdracht Bestuurskunde

Op 5 februari 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen [appellant], een student aan de Hogeschool van Amsterdam, en het college van beroep voor de examens (CBE) van deze hogeschool. De zaak betreft de afwijzing van een verzoek van de appellant om een extra toetskans voor de afstudeeropdracht, die hij moest inleveren om zijn opleiding Bestuurskunde/Overheidsmanagement af te ronden. De examencommissie had op 7 juni 2024 het verzoek afgewezen, omdat de appellant zijn persoonlijke omstandigheden niet met bewijsstukken had onderbouwd. Na de afwijzing heeft de appellant alsnog bewijsstukken overgelegd, maar het CBE verklaarde het administratief beroep ongegrond. De appellant stelde dat hij gebonden was aan de fatale inlevermomenten die in de Handleiding stonden opgenomen, maar het CBE oordeelde dat de examencommissie het verzoek om een extra toetskans terecht had afgewezen. De appellant had zijn persoonlijke omstandigheden niet tijdig onderbouwd, ondanks herhaalde waarschuwingen van de studentendecaan. De examencommissie had bovendien een schikkingsvoorstel gedaan, maar de appellant had dit afgewezen. De Raad van State concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat de examencommissie de beslissing rechtmatig had genomen.

Uitspraak

202406797/1/A2.
Datum uitspraak: 5 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
en
het college van beroep voor de examens van de Hogeschool van Amsterdam (hierna: het CBE),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 7 juni 2024 heeft de examencommissie Bestuurskunde (hierna: de examencommissie) het verzoek van [appellant] om een extra toetskans voor het studieonderdeel ‘afstudeeropdracht’ afgewezen.
Bij beslissing van 30 september 2024 heeft het CBE het daartegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het CBE heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en het CBE hebben ieder nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 8 januari 2025, waar [appellant], bijgestaan door mr. P.C. Kwikkers, en het CBE, vertegenwoordigd door mr. O. Jungst via een videoverbinding, zijn verschenen. Ook hebben namens de examencommissie [personen] digitaal deelgenomen.
Overwegingen
Inleiding
1.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage en maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
2.       [appellant] volgt sinds studiejaar 2015-2016 de voltijdsopleiding Bestuurskunde/Overheidsmanagement aan de Hogeschool van Amsterdam.  Voor het afronden van de opleiding moet hij alleen nog de onderwijseenheid ‘stage/scriptie’ (verder ook: de afstudeeropdracht) afronden. In september 2023 is hij daar opnieuw aan begonnen.
3.       Vanwege persoonlijke omstandigheden heeft [appellant] de in de ‘Handleiding afstuderen in de beroepspraktijk’ (hierna: de Handleiding) opgenomen inlevermomenten voor de afstudeeropdracht gemist. Daarom heeft hij de examencommissie verzocht om een extra toetskans, zodat hij de afstudeeropdracht alsnog kan inleveren. Dit verzoek heeft de examencommissie afgewezen. [appellant] heeft zijn persoonlijke omstandigheden namelijk niet met bewijsstukken onderbouwd.
4.       Na de afwijzende beslissing van de examencommissie heeft [appellant] alsnog bewijsstukken overgelegd van zijn persoonlijke omstandigheden. Naar aanleiding van een nieuw, positief advies van de studentendecaan heeft de examencommissie aan [appellant] het schikkingsvoorstel gedaan dat hij een extra toetskans krijgt om zijn afstudeeropdracht in te leveren met als uiterste inlevermoment 13 september 2024. Dit voorstel heeft [appellant] afgewezen.
Beslissing van het CBE
5.       Het CBE heeft vooropgesteld dat [appellant] gebonden was aan de inlevermomenten die staan opgenomen in de Handleiding. De WHW staat er niet aan in de weg om (fatale) inlevermomenten voor het afstuderen of het examen te stellen. Dit kan zelfs redelijk zijn in verband met de inrichting en organisatie van het onderwijs. Het CBE heeft binnen dat kader het standpunt ingenomen dat de examencommissie het verzoek om een extra toetskans mocht afwijzen. [appellant] heeft de door hem gestelde persoonlijke omstandigheden namelijk niet onderbouwd met bewijsstukken, terwijl hij wist dat die nodig waren. Dat hij dit later alsnog heeft gedaan doet aan de rechtmatigheid van de beslissing van de examencommissie niet af.
Beoordeling van het beroep
Inlevermomenten in de Handleiding
6.       Het geschil in deze procedure spitst zich toe op de vraag of [appellant] was gebonden aan de fatale inlevermomenten voor de afstudeeropdracht die in de Handleiding staan opgenomen. Volgens [appellant] is dit niet het geval. Hij betoogt dat het CBE heeft miskend dat de afstudeeropdracht een doorlopende, individuele onderwijseenheid is. Het Onderwijs- en Examenreglement Bachelor Bestuurskunde / Overheidsmanagement 2023-2024 (hierna: de OER) en/of de studiegids biedt/bieden in dit geval geen wettelijke grondslag om daaraan in de Handleiding een collectief inlevermoment te stellen. Er was daarom geen sprake van een herkansing of gemiste kansen. Nu [appellant] ten onrechte zijn afstudeeropdracht niet mocht inleveren, heeft hij onnodige studievertraging opgelopen.
6.1.    Het CBE heeft terecht het standpunt ingenomen dat ook [appellant] gebonden was aan de inlevermomenten voor de afstudeeropdracht in de Handleiding. Uit het samenstel van artikelen 3.1, 3.2, 3.3 en 9.2 van de OER volgt dat een student twee toetsgelegenheden heeft om het beroepsproduct voor de afstudeeropdracht in te leveren. Voor de eerste kans is dit tijdvak B2 of B4 en voor de herkansing ligt het inlevermoment in tijdvak B3 of B5. In de Handleiding wordt verder uitvoering gegeven aan de bepalingen in de OER. Het bevat bijvoorbeeld de inlevermomenten voor het afstudeervoorstel, de oriëntatiefase en de inlevermomenten voor de afstudeeropdracht. De Handleiding geeft op deze manier een invulling van de verschillende fases van de afstudeeropdracht waaraan de examinator zich conformeert en op basis waarvan hij afspraken maakt met de student, zodat de student kan afstuderen. Niet is gebleken dat de examinator andere afspraken heeft gemaakt met [appellant] voor het inleveren van de afstudeeropdracht dan opgenomen in de Handleiding. Overigens was [appellant] er blijkens zijn verzoek aan de examencommissie om een extra toetskans ook van op de hoogte dat er fatale inlevermomenten golden voor het inleveren van de afstudeeropdracht. Daarin onderkent hij immers dat hij de herkansing van het toetsmoment op 18 maart heeft gemist. Het betoog slaagt niet.
Persoonlijke omstandigheden
7.       [appellant] betoogt dat het CBE ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat hij zijn persoonlijke omstandigheden, namelijk een infectie, niet heeft onderbouwd. Voorafgaand aan de beslissing van de examencommissie heeft hij foto’s en een attest van de huisarts ingediend bij de studentendecaan. De examencommissie wist dus van zijn persoonlijke omstandigheden.
7.1.    Artikel 3.3, vierde lid, van de OER bepaalt dat de examencommissie kan besluiten een student een extra toetsgelegenheid toe te staan. Bij persoonlijke omstandigheden kan de examencommissie voor haar beslissing advies inwinnen bij de studentendecaan. Dit heeft de examencommissie op 27 mei 2024 gedaan. Op 28 mei 2024 heeft de studentendecaan aan de examencommissie laten weten dat [appellant] geen geldige bewijzen van zijn persoonlijke omstandigheden heeft overgelegd.
7.2.    Het CBE heeft terecht het standpunt ingenomen dat de examencommissie het verzoek om een extra kans mocht afwijzen. [appellant] heeft nagelaten tijdig zijn persoonlijke omstandigheden te onderbouwen, terwijl hij verschillende keren door de studentendecaan is gewezen op de noodzaak daarvan. Ook heeft de studentendecaan in haar communicatie met [appellant] voorbeelden gegeven van geldige bewijsmiddelen, zoals het medisch dossier van de huisarts, omdat de door [appellant] overgelegde foto’s onvoldoende waren om advies over uit te brengen. Dat [appellant] niet aan de verzoeken van de studentendecaan heeft voldaan, waardoor de studentendecaan negatief aan de examencommissie heeft geadviseerd en zijn verzoek is afgewezen, komt dus voor zijn rekening en risico. Dat [appellant] vervolgens op 15 juli 2024 alsnog zijn persoonlijke omstandigheden heeft onderbouwd met een medisch dossier, doet aan de rechtmatigheid van de beslissing van de examencommissie niet af. Overigens heeft het daarop volgende positieve advies van de studentendecaan geleid tot een schikkingsvoorstel, waarin [appellant] alsnog een extra toetskans is aangeboden, maar heeft hij dit voorstel afgewezen. Het betoog slaagt niet.
Evenredigheidsbeginsel
8.       [appellant] betoogt dat het CBE heeft miskend dat de beslissing van de examencommissie in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Zijn belang om voortvarend af te studeren weegt zwaarder dan het belang van de examencommissie om hem geen extra toetskans aan te bieden.
8.1.    Het CBE heeft terecht geconcludeerd dat de examencommissie het belang bij het niet zomaar aanbieden van extra toetskansen, gelet op de intensieve begeleiding van de afstudeeropdracht vanuit zowel de opdrachtgever van de stage als de opleiding zelf, zwaarder mocht laten wegen dan het nadelige gevolg voor [appellant] dat hij niet tijdig kon afstuderen. Daarbij komt dat [appellant] alsnog de mogelijkheid heeft gekregen om binnen hetzelfde afstudeertraject waarmee hij in september 2023 is begonnen af te studeren. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
9.       Het beroep is ongegrond.
10.     Het CBE hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Jurgens
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2025
284-1062
BIJLAGE - WETTELIJK KADER
Onderwijs- en Examenreglement Bachelor Bestuurskunde/Overheidsmanagement 2023-2024
3.1 Toetsvorm
1.  Een onderwijseenheid wordt afgesloten met een toets. We hanteren de volgende toetsvormen: portfolio-assessment, gedragsassessment, beroepsproduct, opdracht en kennistoets. De specifiekere invulling van de toetsvorm staat bij iedere onderwijseenheid vermeld in de studiegids.
2.  Bij toetsvormen kan het gaan om een toets met een afnamemoment of om een toets met een inlevermoment. In de studiegids staat vermeld wat van toepassing is.
3.  Een toets kan bestaan uit meerdere deeltoetsen. In hoofdstuk 9 is het toetsoverzicht opgenomen: bij iedere onderwijseenheid staat vermeld met welke toetsvorm de toets of deeltoets plaatsvindt.
4.  Het vastgestelde toetsoverzicht (inclusief planning) kan door onvoorziene omstandigheden of om dringende redenen door de opleidingsmanager worden gewijzigd. Alleen na advies van de opleidingscommissie en met instemming van de deelraad.
5.  De opleidingsmanager zorgt ervoor dat, op basis van het vastgestelde toetsoverzicht, voor elke toets of deeltoets afzonderlijk in de studiegids is vermeld wat de leerdoelen/leeruitkomsten zijn en wat het studiemateriaal is,  zodat de studenten zich zo goed mogelijk kunnen voorbereiden. In de studiegids wordt tevens aangegeven of er bij een toets sprake is
van compensatie en/of weging. Deze informatie is voor aanvang van de onderwijseenheid bekend.
[…].
3.2  Volgorde
1.  In hoofdstuk 9 Toetsoverzicht staat bij elke onderwijseenheid de periode (blok of semester) vermeld waarin studenten de toets of deeltoets kunnen afleggen.
2.  Bij  het toetsoverzicht is, indien van toepassing, tevens vermeld of er:
a.  een aantal studiepunten vereist is als voorwaarde om deel te mogen nemen aan het onderwijs en (deel)toets(en) van bepaalde onderwijseenheden;
b.  onderwijseenheden moeten zijn behaald als voorwaarde om te mogen deelnemen aan bepaalde onderwijseenheden.
3.3  Aantal toetsgelegenheden
1.  De opleiding biedt elk studiejaar per onderwijseenheid minimaal tweemaal een (deel)toets aan (toetsgelegenheid). Een student kan elk studiejaar per onderwijseenheid minimaal tweemaal deelnemen aan een (deel)toets (toetskans). Mochten er meer dan twee toetsgelegenheden en/of toetskansen bestaan, dan is dit opgenomen in  hoofdstuk 9. Hierin is één
uitzondering mogelijk, genoemd in lid 2 van dit artikel.
2.  Op lid 1 geldt één uitzondering: bij stages en langdurige opdrachten waarbij het niet mogelijk is om in hetzelfde studiejaar te herkansen, kan de opleidingsmanager bepalen dat in hetzelfde studiejaar slechts één gelegenheid wordt geboden.
[…].
4.  De examencommissie kan besluiten een student een extra toetsgelegenheid toe te staan. De examencommissie kan alvorens te beslissen advies inwinnen bij  de betrokken docent en/of studentbegeleider en - bij  persoonlijke omstandigheden - bij de studentendecaan.
[….
9 Toetsoverzicht
De student heeft voor elke onderwijseenheid twee toetskansen.
9.2  Hoofdfase (incl. afstudeerrichtingen en minoren)
[…].
Jaar 3 hoofdfase
[…].