ECLI:NL:RVS:2025:4260

Raad van State

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
202504543/1/V3.
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit minister van Asiel en Migratie inzake inreisverbod en vreemdelingenbewaring

Op 4 september 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 25 juli 2025 besloten dat de appellant de Europese Unie onmiddellijk moest verlaten, een inreisverbod tegen hem had uitgevaardigd en hem in vreemdelingenbewaring had gesteld. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, had op 6 augustus 2025 de beroepen van de appellant tegen deze besluiten ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

In het hoger beroep, vertegenwoordigd door mr. M.H.K. van Middelkoop, werd aangevoerd dat de rechtbank onterecht had geoordeeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel was gekomen. De Afdeling nam de motivering van de rechtbank over en concludeerde dat het hoger beroep niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidde. Er waren geen vragen in het hogerberoepschrift die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.

De Afdeling zag ook geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 4 september 2025.

Uitspraak

202504543/1/V3.
Datum uitspraak: 4 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 6 augustus 2025 in zaken nrs. NL25.34370 en NL25.34546 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluiten van 25 juli 2025 heeft de minister appellant opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten, een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd en hem in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 6 augustus 2025 heeft de rechtbank de daartegen door appellant ingestelde beroepen ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.H.K. van Middelkoop, advocaat in Haarlem, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 4 en 10 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Kraak, griffier.
w.g. Meijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kraak
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2025
1020