ECLI:NL:RVS:2025:4301
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak tegen minister van Asiel en Migratie
Op 10 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin appellant, vertegenwoordigd door mr. J.J. de Vries, in hoger beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 14 augustus 2025 het beroep van appellant ongegrond verklaard, nadat de minister van Asiel en Migratie op 13 mei 2025 had besloten om de aanvraag van appellant voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Appellant verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep.
De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en hoefde de minister geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen door de betrokken autoriteiten.