202405831/1/R3.
Datum uitspraak: 10 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak, onderscheidenlijk tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend in Benthuizen, gemeente Alphen aan den Rijn,
2. [appellanten sub 2], wonend in Benthuizen, gemeente Alphen aan den Rijn,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 juli 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Christinastraat, Benthuizen" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], en [appellanten sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1], en [appellanten sub 2] hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak behandeld op een zitting van 9 juli 2025, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2A], bijgestaan door mr. E. Drenth, rechtsbijstandverlener in Assen, en de raad, vertegenwoordigd door F.M. Jansen, ir. J.A.M. van Dijk, ir. J.G.N. Koek en R. van der Pijl, zijn verschenen. Verder zijn op de zitting Stichting WYwonen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en Thunnissen Groep, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 14 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het plangebied bevindt zich aan de Christinastraat in Benthuizen. In het plangebied lag de Arnoldus van Os basisschool. Het plan kent aan het gebied de bestemmingen "Wonen", "Verkeer", "Groen" en "Water" toe. [appellant sub 1], en [appellanten sub 2] wonen aan de Margrietstraat, die zich ten noorden van het plangebied bevindt. Deze straat is momenteel doodlopend. Stichting WYwonen en Thunnissen Groep willen in het plangebied 29 appartementen in een parkachtige omgeving realiseren.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Beoordeling van de beroepen
Goede procesorde
4. [appellanten sub 2] hebben op de zitting aangevoerd dat bewoners van de voorziene appartementen bij hen naar binnen zullen kunnen kijken.
4.1. Behalve in geschillen waarin de wet het niet toestaat, kunnen ook na afloop van de beroepstermijn en, als die termijn is gegeven, na de termijn als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb, nieuwe gronden worden ingediend. Deze mogelijkheid wordt begrensd door de goede procesorde. De goede procesorde laat het indienen van een nieuwe beroepsgrond niet toe als andere partijen onvoldoende op die beroepsgrond kunnen reageren of de goede voortgang van de procedure daardoor op andere wijze wordt belemmerd. Dat is hier het geval. [appellanten sub 2] hebben deze beroepsgrond pas op de zitting naar voren gebracht en daardoor was het voor de raad niet mogelijk om op adequate wijze op deze beroepsgrond te reageren. Niet gebleken is dat [appellanten sub 2] deze beroepsgrond niet in een eerder stadium van de procedure naar voren konden brengen. Gelet hierop is het voor het eerst op de zitting aanvoeren van deze grond in dit geval in strijd met een goede procesorde. De Afdeling laat deze grond daarom buiten beschouwing.
Het met elkaar verbinden van de Margrietstraat en de Irenestraat
5. [appellant sub 1], en [appellanten sub 2] betogen dat het plan het ten onrechte mogelijk maakt om de Margrietstraat en de Irenestraat verkeerskundig met elkaar te verbinden. Een doodlopende straat is volgens hen veiliger. Door de straten met elkaar te verbinden zal niet langer alleen bestemmingsverkeer door de straten rijden, waardoor de verkeersdrukte zal toenemen. Daarnaast is het voor ontsluiting van hun straat en het plangebied volgens hen niet nodig om de Margrietstraat en de Irenestraat met elkaar te verbinden. Het is in de bestaande situatie namelijk al veilig. Ook is het volgens hen geen probleem om in de Margrietstraat te keren.
5.1. In paragraaf 2.2 van de plantoelichting, onder het kopje "Verkeer en parkeren", is toegelicht dat de Margrietstraat en de Irenestraat verkeerskundig gezien onveilige situaties opleveren, omdat er geen geschikte plekken zijn om te keren, waardoor auto’s achteruit moeten rijden. In de nieuwe situatie zijn de straten daarom verbonden voor eenrichtingsverkeer en vormen een van de ontsluitingsroutes van het plangebied. Door de nieuwe oriëntatie van beide straten wordt het uitzicht op het beoogde park ook geoptimaliseerd. Hiermee is autoverkeer alleen aan de randen van het plangebied toegestaan. Dit creëert volgens de raad een veilige en aangename situatie voor omwonenden en bezoekers. Alternatieve ontsluitingen van het plangebied zouden volgens de raad leiden tot een kleiner park, minder groen- en speelvoorzieningen, extra oversteken voor voetgangers en een derde doodlopende straat.
5.2. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat het met elkaar verbinden van de Margrietstraat en de Irenestraat in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij neemt de Afdeling het volgende in aanmerking. Het met elkaar verbinden van de Margrietstraat en de Irenestraat is bedoeld om de appartementen in het plangebied te ontsluiten. Uit paragraaf 4.12 van de plantoelichting blijkt dat door realisering van het plan ongeveer 70 extra verkeersbewegingen worden veroorzaakt in de Margrietstraat en dat deze extra verkeersbewegingen goed kunnen worden verwerkt op het bestaande wegennet. Van een onaanvaardbare verkeerssituatie door het met elkaar verbinden van de Margrietstraat en de Irenestraat is dan ook niet gebleken. Dat volgens [appellant sub 1], en [appellanten sub 2] een doodlopende straat veiliger is en het voor ontsluiting van hun straat en het plangebied niet nodig is om de Margrietstraat en de Irenestraat met elkaar te verbinden, maakt dit niet anders.
Het betoog slaagt niet.
Parkeerdruk in de Margrietstraat
6. [appellanten sub 2] betogen dat niet wordt voorzien in de parkeerbehoefte van het plan. Zij voeren aan dat de raad er ten onrechte van uitgaat dat in die behoefte mede kan worden voorzien door vijf nieuwe parkeerplaatsen te realiseren aan de oostzijde van de Margrietstraat. Op de locatie waar de raad deze vijf nieuwe parkeerplaatsen wil realiseren, wordt volgens hen op dit moment al legaal op straat geparkeerd. Het realiseren van vijf "officiële" parkeerplaatsen op die plek leidt daarom niet tot een toename aan parkeercapaciteit. Het enige verschil is dat er op die plek niet langer op straat, maar op parkeerplaatsen geparkeerd wordt. Zij voeren verder aan dat het besluit van het college van 30 april 2024, waarbij het college heeft besloten om in afwijking van het "Beleid Parkeernormen en parkeervoorzieningen 2020 gemeente Alphen aan den Rijn" een bezettingsgraad van 100% te hanteren, onduidelijk is. Daarnaast ontbreekt een afschrift van het onderzoek naar de parkeerdruk in de omgeving van het plangebied. Hierdoor is volgens hen onvoldoende gemotiveerd dat het onderdeel parkeren geen belemmering vormt bij de vaststelling van het plan.
6.1. Volgens de raad betreft de totale parkeerbehoefte van de beoogde appartementen afgerond 31 parkeerplaatsen. Ten opzichte van het bestaande aantal parkeerplaatsen worden ten behoeve van het plan 35 extra parkeerplaatsen aangelegd. Deze parkeerplaatsen worden gerealiseerd binnen het plangebied, in de Margrietstraat en in de Irenestraat. Volgens de raad zijn in de huidige situatie tien parkeerplaatsen aanwezig in de Margrietstraat. Daarnaast heeft de raad alsnog de resultaten van het onderzoek naar de parkeerdruk in de omgeving van het plangebied overgelegd.
6.2. Niet in geschil tussen partijen is dat voor de bewoners en bezoekers van de beoogde appartementen 31 parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd om in de parkeerbehoefte te voorzien. Het geschil spitst zich toe op de vraag of aan de oostzijde van de Margrietstraat vijf extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Naar het oordeel van de Afdeling is dat niet het geval. De Afdeling stelt vast dat er aan de westzijde van de Margrietstraat tien parkeervakken aanwezig zijn en dat aan de oostzijde van de Margrietstraat op de weg wordt geparkeerd. De raad heeft alleen de tien parkeervakken in de Margrietstraat als bestaande parkeerplaatsen aangemerkt. [appellanten sub 2] betogen terecht dat de raad het aantal bestaande parkeerplaatsen in de Margrietstraat niet juist heeft vastgesteld door de parkeerplaatsen aan de oostzijde niet mee te tellen. Daartoe overweegt de Afdeling dat, anders dan de raad meent, niet is gebleken dat het niet is toegestaan om in de Margrietstraat aan de oostzijde op de weg te parkeren. De raad heeft desgevraagd op de zitting niet kunnen uitleggen op grond waarvan aan de oostzijde van de Margrietstraat niet op de weg mag worden geparkeerd. Dat het volgens de raad verkeerskundig gezien niet wenselijk is om daar te parkeren, betekent niet dat parkeren daar niet is toegestaan. Dat betekent dat er dus geen vijf extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd aan de oostzijde van de Margrietstraat. De raad heeft daarom onvoldoende gemotiveerd dat in de parkeerbehoefte van het plan wordt voorzien.
Het betoog slaagt.
Bouwhoogte van de appartementen
7. [appellanten sub 2] betogen dat het plan ten onrechte appartementen met een maximale bouwhoogte van tien meter mogelijk maakt. Zij voeren aan dat dit bij hen leidt tot schaduwtoename. De maximale bouwhoogte waar het plan in voorziet, moet volgens hen daarom met een verdieping worden verminderd.
7.1. Volgens de raad is geen sprake van een onaanvaardbare toename van schaduw op omliggende woningen en verwijst daarbij naar de plantoelichting.
7.2. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare toename van schaduwhinder voor [appellanten sub 2]. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat in de plantoelichting een bezonningsstudie is weergegeven, waaruit blijkt dat de voorziene appartementen in het plangebied geen schaduw veroorzaken bij hun woning. [appellanten sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat de resultaten van de bezonningsstudie onjuist zijn.
Het betoog slaagt niet.
Kosten uitvoering van het plan
8. [appellanten sub 2] betogen dat de uitvoering van het plan zeer hoge kosten met zich meebrengt die kunnen worden voorkomen. Volgens hen moeten ter uitvoering van het plan in de Margrietstraat onder meer de riolering en de elektriciteits-, gas- en waterleidingen worden verlegd.
8.1. Bij een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog over de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder de financieel-economische uitvoerbaarheid, alleen leiden tot vernietiging van het bestreden besluit als de raad redelijkerwijs had moeten inzien dat het plan om financieel-economische of andere redenen op voorhand niet uitvoerbaar is.
8.2. In de plantoelichting is vermeld dat een grondexploitatieplan is opgesteld en dat de opbrengsten bestaan uit de uitgifte van bouwkavels, waarover met Habeko Wonen, nu Stichting WYwonen, afspraken zijn gemaakt. [appellanten sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat de raad de kosten van de uitvoering van het plan niet kan dragen. Bovendien heeft de raad toegelicht dat de riolering en de nutsvoorzieningen in de Margrietstraat niet hoeven te worden aangepast. De Afdeling ziet daarom in wat zij hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij de vaststelling van het plan op voorhand had moeten inzien dat het plan niet uitvoerbaar is.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie voor het beroep van [appellant sub 1]
9. Het beroep van [appellant sub 1] is ongegrond. De raad hoeft zijn proceskosten niet te vergoeden. Voor [appellant sub 1] is dit een einduitspraak.
Conclusie voor het beroep van [appellanten sub 2]
10. Gelet op wat de Afdeling onder 6.2 heeft overwogen, is het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.
11. De Afdeling ziet in het voorgaande, ook in het belang van een spoedige beëindiging van het geschil, aanleiding om de raad op grond van artikel 8:51d van de Awb de gelegenheid te geven om het gebrek te herstellen.
De raad kan het onder 6.2 geconstateerde gebrek herstellen door, met inachtneming van wat in die overweging is overwogen, het besluit alsnog toereikend te onderbouwen en te motiveren, zo nodig het besluit te wijzigen of een ander besluit te nemen.
De Afdeling zal in de beslissing van deze uitspraak een termijn stellen.
12. De raad moet de Afdeling en [appellanten sub 2] de uitkomst meedelen en een eventueel gewijzigd of nieuw besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendmaken en meedelen.
13. In de einduitspraak wordt beslist over vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht van [appellanten sub 2].
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 1] ongegrond;
II. draagt de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn naar aanleiding van het beroep van [appellanten sub 2] op:
- binnen 12 weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van wat onder 6.2 en 11 is overwogen het besluit van 11 juli 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Christinastraat, Benthuizen" te herstellen, en
- de Afdeling, en [appellanten sub 2] de uitkomst mee te delen en een gewijzigd of nieuw besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.W.L. van der Heijden, griffier.
w.g. Soffers
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van der Heijden
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 september 2025
884-1164