ECLI:NL:RVS:2025:4404

Raad van State

Datum uitspraak
19 september 2025
Publicatiedatum
17 september 2025
Zaaknummer
BRS.25.001241
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende verblijfsvergunningen

Op 19 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft de minister van Asiel en Migratie, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 augustus 2025. In deze uitspraak verklaarde de rechtbank het beroep van betrokkenen, die verblijfsvergunningen voor bepaalde tijd hadden aangevraagd, gegrond. De rechtbank vernietigde het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 28 juli 2021, waarin de verblijfsvergunningen werden ingetrokken en de aanvraag voor nieuwe vergunningen werd afgewezen. De staatssecretaris had eerder, op 29 januari 2024, het bezwaar van betrokkenen ongegrond verklaard.

De voorzieningenrechter heeft in deze procedure de belangen van zowel de minister als de betrokkenen afgewogen. De minister verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de uitspraak van de rechtbank niet uitgevoerd hoeft te worden totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft besloten om aan dit verzoek te voldoen, wat betekent dat de minister geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 19 september 2025.

Uitspraak

BRS.25.001241
Datum uitspraak: 19 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 7 augustus 2025 in zaak nr. NL24.5291 in het geding tussen:
[betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3],
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 28 juli 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aan betrokkenen verleende verblijfsvergunningen regulier voor bepaalde tijd ingetrokken en een aanvraag voor verblijfsvergunningen regulier voor bepaalde tijd voor betrokkenen 1 en 2 afgewezen.
Bij besluit van 29 januari 2024 heeft de staatssecretaris het daartegen door betrokkenen gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 augustus 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkenen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, voor zover het gaat over de afwijzing van de aanvraag voor verblijfsvergunningen regulier voor bepaalde tijd voor betrokkenen 1 en 2, het besluit van 28 juli 2021 herroepen, voor zover het gaat over de afwijzing van de aanvraag voor verblijfsvergunningen regulier voor bepaalde tijd voor betrokkenen 1 en 2, en bepaald dat de minister binnen vier weken na de verzending van de uitspraak de door betrokkenen 1 en 2 gevraagde verblijfsvergunningen verleent en dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit van 29 januari 2024.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Betrokkenen, vertegenwoordigd door mr. N. Vreede, advocaat in Amsterdam, hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.        De minister verzoekt de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen dat zij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op haar hoger beroep heeft beslist.
2.        Gelet op de belangen die de minister en betrokkenen naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.        De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.E. Pronk, griffier.
w.g. Soffers
voorzieningenrechter
w.g. Pronk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 september 2025
1028