ECLI:NL:RVS:2025:4430

Raad van State

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
17 september 2025
Zaaknummer
202404515/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A. ten Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders van Brummen over locatie ondergrondse restafvalcontainer in Eerbeek

Op 17 september 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen [appellant] en anderen, wonend in Eerbeek, en het college van burgemeester en wethouders van Brummen. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van het college van 16 mei 2023, waarin de locatie Charlotte van Bourbonlaan / Gravin van Burenlaan in het Wilhelminapark te Eerbeek werd aangewezen voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer (ORAC). De appellanten betogen dat de belangen van de omwonenden onvoldoende zijn gewogen en dat er sprake is van een politiek besluit. Ze wijzen op een handtekeningenactie van bewoners die tegen de plaatsing van de ORAC in het park zijn en pleiten voor een alternatieve locatie.

Het college heeft het bezwaar van de appellanten ongegrond verklaard bij besluit van 31 januari 2024. Tijdens de zitting op 17 juni 2025 hebben de appellanten hun standpunten toegelicht, waarbij zij ook alternatieve locaties hebben voorgesteld. De Afdeling heeft de argumenten van de appellanten beoordeeld en geconcludeerd dat het college de aangewezen locatie geschikt heeft mogen achten. De Afdeling oordeelt dat de belangen van de omwonenden voldoende zijn gewogen en dat het college niet onterecht heeft vastgehouden aan de gekozen locatie. De alternatieve locaties zijn niet zodanig geschikter dat het college had moeten afzien van de aanwijzing van de gekozen locatie.

De Afdeling verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat het college geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 september 2025.

Uitspraak

202404515/1/R1.
Datum uitspraak: 17 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend in Eerbeek, gemeente Brummen,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Brummen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 mei 2023 heeft het college besloten om de locatie Charlotte van Bourbonlaan / Gravin van Burenlaan in het Wilhelminapark te Eerbeek aan te wijzen als locatie voor het plaatsen van een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: ORAC).
Bij besluit van 31 januari 2024 heeft het college het door [appellant] en anderen hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juni 2025, [appellant] en anderen, bij monde van [appellant] en [appellant A], en het college, vertegenwoordigd door G. Bussink-Klein Wolterink en J. de Geest, zijn verschenen.
Op verzoek van de Afdeling en met instemming van [appellant] en anderen heeft het college zich na de zitting nog schriftelijk uitgelaten over een mogelijk alternatieve locatie. [appellant] en andere hebben daarop schriftelijk gereageerd.
Overwegingen
Inleiding
1.       In het door de raad van de gemeente Brummen vastgestelde Grondstoffenplan 2021-2025 is de doelstelling opgenomen om per hoofd van de bevolking van de gemeente Brummen het restafval te reduceren. Een middel daartoe is een betere afvalscheiding en om dat te stimuleren worden verdeeld over de gemeente ORAC’s geplaatst met een brengtarief dat lager is dan het haaltarief behorend bij de bestaande restafvalcontainers. Dit beleid van de raad is nader uitgewerkt door het college in het Uitvoeringsplan Grondstoffen 2021-2025, waarbij in bijlage 2 voorwaarden zijn geformuleerd voor de plaatsing van een ORAC. In navolging daarvan heeft het college vervolgens bij besluit van 16 mei 2023 aan de hand van de plaatsingscriteria besloten om de locatie Charlotte van Bourbonlaan / Gravin van Burenlaan in het Wilhelminapark te Eerbeek aan te wijzen als locatie voor het plaatsen van een ORAC.
2.       Het door [appellant] en anderen tegen het besluit van 16 mei 2023 gemaakte bezwaar is bij besluit van 31 januari 2024 ongegrond verklaard. Het beroep van [appellant] en anderen richt zich tegen dit besluit.
Intrekking beroepsgrond
3.       De grond dat het bestreden besluit in strijd is met de Wet natuurbescherming is door [appellant] en anderen op de zitting ingetrokken.
Draagvlak
4.       [appellant] en anderen betogen dat de belangen van de omwonenden onvoldoende zijn gewogen. Er is sprake van een politiek besluit en bovendien is zonder inhoudelijke reden een wijziging van de voorgenomen locatie van de ORAC naar de uiteindelijk gekozen locatie doorgevoerd. Daarbij is ten onrechte rekening gehouden met een door de bewonersvereniging BBEZ ingenomen standpunt, terwijl een uitgevoerde handtekeningenactie als uitkomst had dat de ondertekenaars tegen de plaatsing van een ORAC midden in het Wilhelminapark zijn. Plaatsing buiten c.q. bij de uitgang van het park heeft hun voorkeur.
5.       Bij de keuze van een locatie voor een ORAC moet het college een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het locatieplan. Daarbij heeft het college beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de ORAC.
6.       Het college stelt dat de locatie Charlotte van Bourbonlaan / Gravin van Burenlaan geschikt is, omdat deze voldoet aan de plaatsingscriteria uit het Uitvoeringsplan en als voordeel heeft, boven de aanvankelijke locatie aan de Louise de Coligny/Charlotte van Bourbonlaan, dat er al een (kleine) nutsvoorziening staat. De op de locatie Charlotte van Bourbonlaan / Gravin van Burenlaan aanwezige ondergrondse kabels en leidingen staan volgens het college niet aan de plaatsing van de ORAC in de weg. De toename van onnodige verkeersbewegingen acht de Afdeling niet aannemelijk gemaakt. De ORAC zal immers voornamelijk door buurtbewoners worden gebruikt en aannemelijk is het standpunt van het college dat de ORAC en het lagere brengtarief zal leiden tot minder stops van de vuilniswagen bij het ophalen en legen van de bestaande restafvalcontainers.
7.       De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het college de aangewezen locatie aan de Louise de Coligny/Charlotte van Bourbonlaan niet geschikt mocht achten. Dat het college in het besluit van 31 januari 2024 vasthoudt aan de bij besluit van 16 mei 2023 aangewezen locatie en daarmee geen gevolg heeft gegeven aan de uitkomst van de handtekeningenactie van een aantal omwonenden van het Wilhelminapark maakt dat niet anders. Het betoog van [appellant] en anderen dat hieruit volgt dat het college de stem van omwonenden onvoldoende bij de besluitvorming heeft betrokken volgt de Afdeling niet, omdat het college met de aangewezen locatie nu juist gehoor heeft gegeven aan het voorstel van de bewonersvereniging BBEZ, die bij de gemeente bekend staat als vertegenwoordiger en belangenbehartiger van (de omwonenden van) het Wilhelminapark. Dat nadien handtekeningen zijn overhandigd van omwonenden die een locatie buiten c.q. bij de ingang van het Wilhelminapark prefereren maakt dat niet anders, omdat die handtekeningen niet afdoen aan het standpunt van de bewonersvereniging BBEZ die, zoals gezegd, bij de gemeente bekend staat als vertegenwoordiger en belangenbehartiger van (de omwonenden van) het Wilhelminapark.
Het betoog slaagt niet.
Alternatieve locaties
8.       [appellant] en anderen betogen dat er andere meer geschiktere locaties waren, zoals i) de locatie Juliana van Stolberglaan, tussen de hoek Louise de Colignylaan/zandweg Doonweg, ii) de locatie Schoonmansmolenweg, en iii) de locatie Louise de Coligny/Charlotte van Bourbonlaan, zijnde de oorspronkelijke locatie.
9.       In overweging 7 heeft de Afdeling reeds geoordeeld dat het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor het plaatsen van de ORAC. De Afdeling zal hierna beoordelen of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de aangewezen locatie vanwege de voorgestelde alternatieve locaties. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie dat geoordeeld moet worden dat het college niet heeft mogen vasthouden aan zijn keuze voor de aangewezen locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.
10.     Wat betreft de locatieafweging tussen de gekozen locatie en de aanvankelijke locatie verwijst de Afdeling naar het bepaalde in rechtsoverweging 7.
11.     Het college is van mening dat de locatie Juliana van Stolberglaan, tussen de hoek Louise de Colignylaan/zandweg Doonweg niet geschikt is. Deze locatie ligt niet centraal in de wijk, waardoor de locatie minder makkelijk te voet of per fiets is te bereiken. Verder is de locatie ongewenst vanwege de verkeersveiligheid, omdat deze aan een uitvalsweg ligt. De locatie Schoonmansmolenweg (linker- en rechterzijde) is niet geschikt vanwege een berm van een te beperkte breedte en de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen die in de weg liggen. Het college acht om die reden deze locatie niet geschikter dan de aangewezen locatie. [appellant] en anderen hebben dit standpunt bestreden, maar dit laat onverlet dat de locatie Schoonmansmolenweg gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van kabels en leidingen, alsmede een beperkte ruimte voor de plaatsing van een ORAC.
12.     De Afdeling is van oordeel dat het college gelet op het voorgaande deugdelijk heeft gemotiveerd dat de aangedragen alternatieve locaties niet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie dat het college voor een van die locaties had moeten kiezen.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
13.     Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
14.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. van Eck, griffier.
w.g. Ten Veen
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Eck
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2025