202400470/1/R2.
Datum uitspraak: 17 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in Sint-Michielsgestel,
appellant,
en
de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 oktober 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Oud Herlaer en Haanwijk" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht op een zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
Overgangsrecht
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet (hierna: Ow) en de Invoeringswet Omgevingswet (hierna: Iw Ow) in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Iw Ow blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Ow ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot dat plan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 23 december 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Wettelijk kader
2. De relevante wet- en regelgeving zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
3. Het bestemmingsplan "Oud Herlaer en Haanwijk" voorziet in de realisatie van het ‘Brabants Buitenmuseum Out Herlaer’ op het adres Oud Herlaer 1, de realisatie van permanente horeca-activiteiten ter plaatse van het hoofdhuis van landgoed Haanwijk aan de Haanwijk 1 en de omzetting van de bestemming "Agrarisch", inclusief bedrijfswoning in "Wonen" ter plaatse van Sterrenbos 1.
[appellant] woont aan de [locatie]. Zijn woning ligt ten oosten van het plangebied, tussen de kruisingen van de Venstraat met de Dooibroek en de Venstraat met de Ruimel. Hij kan zich niet met het plan verenigen omdat hij vreest voor beperking van de bereikbaarheid van zijn perceel.
Toetsingskader
4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Beroepsgrond
5. [appellant] betoogt dat door het plan zijn perceel verminderd bereikbaar zal zijn. Hij voert aan dat zijn perceel, door maatregelen die zijn neergelegd in een convenant tussen de Stichting Het Noord-Brabants Landschap, de gemeente Sint-Michielsgestel en omwonenden, zeer slecht bereikbaar wordt voor bezoekers. Het convenant heeft betrekking op het reguleren van gemotoriseerd verkeer en parkeren in de omgeving van de Haanwijk en het Buitenmuseum. In het convenant is namelijk bepaald dat de Ruimel via een tijdelijke knip, door middel van een landbouwsluis, wordt afgesloten. Hierdoor wordt het perceel van [appellant] slechts bereikbaar via de Dooibroek, terwijl er een belangrijke toegangsweg vanuit Den Bosch, de Pettelaarseweg, een aantal jaren geleden is voorzien van een passysteem en voor derden is afgesloten. Daardoor is het al lastig om via de Dooibroek de juiste route te vinden. Daarbij komt dat niet duidelijk is hoe tijdelijk de afsluiting van de Ruimel is. [appellant] voert voorts aan dat hij onvoldoende is betrokken bij dit verkeersconvenant. Hij heeft wel een tweetal bijeenkomsten voor buurtbewoners bezocht, maar het verplaatsen van het verkeersobstakel met het passysteem was niet bespreekbaar.
5.1. De raad heeft onderzoek gedaan naar de verkeersgeneratie ten gevolge van het plan. De resultaten daarvan zijn neergelegd in een memo van 16 juni 2022, die als bijlage 5 bij de plantoelichting is gevoegd. Daaruit blijkt een verkeersgeneratie van in totaal maximaal 220 motorvoertuigbewegingen per etmaal ten gevolge van het plan. Volgens de raad zal het plan niet leiden tot een onaanvaardbare verkeerssituatie. De raad verwijst naar een samen met de Stichting Het Noord-Brabants Landschap en omwonenden opgesteld verkeersplan en naar voormeld convenant. In het verkeersplan zijn maatregelen opgenomen om het gemotoriseerd verkeer in het gebied rondom het plangebied te beperken en in het convenant zijn de gemaakte afspraken op schrift vastgelegd. In fase 1 worden enkele zachte verkeersmaatregelen zoals bewegwijzering en communicatie getroffen, in fase 2 wordt de weg de Ruimel afgesloten middels een landbouwsluis en in fase 3 zal een parkeerterrein worden ontwikkeld aan de Haldersebaan, worden elders knippen geplaatst en wordt de knip aan de Ruimel opgeheven.
Volgens de raad is voldoende rekening gehouden met de belangen van [appellant]. De bereikbaarheid van zijn perceel staat namelijk niet ter discussie, nu een volwaardige ontsluiting via de Dooibroek blijft bestaan. Daarnaast is slechts sprake van een tijdelijke afsluiting.
5.2. Naar het oordeel van de Afdeling mocht de raad een groter belang toekennen aan het belang dat is gemoeid met het plan dan aan het belang van [appellant]. Uit wat [appellant] heeft aangevoerd over de bereikbaarheid van zijn perceel volgt namelijk niet dat deze zodanig wordt beperkt dat de raad aan de belangen van [appellant] een groter gewicht had moeten toekennen dan de raad heeft gedaan. Daarbij betrekt de Afdeling dat het perceel van [appellant] te allen tijde via de Dooibroek bereikbaar blijft en zijn perceel daarmee dus niet onbereikbaar wordt. Daarbij is relevant dat de in het convenant opgenomen verkeersmaatregelen ook beogen om ook het belang van [appellant] te dienen. Door het verkeersconvenant worden immers de verkeersintensiteiten, die mogelijk toenemen ten gevolge van het plan, voor de omgeving beperkt. Dat [appellant] daarbij onvoldoende de mogelijkheid heeft gehad om zijn visie op de tijdelijke verkeersafsluiting van de Ruimel naar voren te brengen, of dat zijn belangen onvoldoende zijn meegewogen, is niet gebleken.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep van J.W. [appellant] ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.
w.g. Knol
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Nales
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2025
680-1167
BIJLAGE
Planregels bestemmingsplan ‘Oud Herlaer/Haanwijk’
Artikel 29 Voorwaardelijke bepaling
29.1 Kwalitatieve verplichting
De gefaseerde detailuitwerking, zoals beschreven in het convenant (zie bijlage 4), dient gerealiseerd te worden. Per fase gelden minimaal de aantallen, zoals genoemd in het convenant. Indien niet wordt gehandeld conform de afspraken die zijn vastgelegd in het convenant, dan is sprake van strijdig gebruik. Hierbij geldt dat wanneer de in het convenant omgeschreven fase 3 in werking treedt, op de parkeerplaats aan de Halderse baan minimaal 44 parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd.