ECLI:NL:RVS:2025:4449
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake gewijzigde identiteitsgegevens
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 26 januari 2024. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid vernietigd, waarbij deze het bezwaar van betrokkene tegen de kennisgeving van gewijzigde identiteitsgegevens niet-ontvankelijk had verklaard. De kennisgeving, gedateerd op 20 juni 2023, betrof een wijziging van de geboortedatum van betrokkene. De staatssecretaris had op 11 oktober 2023 het bezwaar van betrokkene niet-ontvankelijk verklaard, wat leidde tot de rechtszaak. De rechtbank oordeelde dat de kennisgeving een appellabel besluit was, maar de minister betwistte dit in hoger beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de kennisgeving geen appellabel besluit was, omdat het niet rechtstreeks in het belang van de vreemdeling was. De rechtbank had ten onrechte geoordeeld dat de kennisgeving appellabel was. De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.