ECLI:NL:RVS:2025:4451
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
Op 18 september 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 23 december 2024 geoordeeld dat de vrijheidsontnemende maatregel die op 7 december 2024 aan betrokkene was opgelegd, voor een deel gegrond was. De rechtbank oordeelde dat de wijze van tenuitvoerlegging van de maatregel onrechtmatig was en dat de minister betrokkene schadeloos moest stellen. De minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het Justitieel Complex Schiphol geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie is. De Afdeling oordeelde dat de minister terecht in beroep was gegaan tegen het oordeel van de rechtbank. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking had op de wijze van tenuitvoerlegging van de maatregel en bevestigde de uitspraak voor het overige. Het beroep van de minister werd gegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak benadrukt de juridische kaders rondom vrijheidsontneming en de voorwaarden waaronder deze kan plaatsvinden, met specifieke aandacht voor de detentieomstandigheden in het Justitieel Complex Schiphol.