202404278/2/R2.
Datum uitspraak: 6 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend in Veghel, gemeente Meierijstad,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Meierijstad,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 mei 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Veghels Buiten, deelgebied Erpseweg-Zuid, 1e herziening" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter ook verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad en [verzoeker] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 16 januari 2025, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. R.A.M. Verkoijen, advocaat in Helmond, en de raad, vertegenwoordigd door drs. M.C. Wijers en drs. B. Boselie, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
2. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 29 november 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
3. Het bestemmingsplan voorziet in een herziening van het bestemmingplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid 2016". In dat bestemmingsplan is het maximum aantal te bouwen woningen op nieuwe woningbouwlocaties in het deelgebied Erpseweg Zuid vastgesteld op 700. Volgens het bestreden besluit is het, om alle locaties binnen dit deelgebied te kunnen ontwikkelen, nodig om dit maximum te verhogen tot 760. Daarnaast wordt in de herziening een aanpassing van de erfbebouwingsregeling voor twee woonlocaties geregeld en wordt een aanduiding "Waterberging" opgenomen.
4. [verzoeker] heeft een melkveebedrijf aangrenzend aan het plangebied. Hij kan zich niet met het bestemmingsplan verenigen omdat hij vreest daardoor in zijn agrarische bedrijfsvoering te worden belemmerd. Het bestemmingsplan voorziet in de bestemming "Wonen" met een bouwvlak, waarbij aan de noordzijde van het plangebied in het geheel geen rekening wordt gehouden met een afstand tot zijn aangrenzende agrarische gronden, en aan de oostzijde met een afstand die iets korter is dan 50 m. De raad heeft mede daarom volgens hem onvoldoende rekening gehouden met zijn belangen bij het nemen van het besluit.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorziening te treffen dat het bestemmingsplan wordt geschorst totdat de Afdeling op het beroep heeft beslist.
Beoordeling van het verzoek
5. Het verzoek wordt toegewezen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is onduidelijk of het bestemmingsplan in stand zal kunnen blijven en ook of mogelijke gebreken in het plan kunnen worden hersteld. De voorzieningenrechter zal het bestemmingsplan schorsen. Dit wordt hieronder toegelicht, waarbij alleen wordt ingegaan op de beroepsgrond die ook in het verzoek is aangevoerd en die aanleiding geeft om het bestemmingsplan te schorsen.
De spuitzone in verband met de mogelijke teelt van gewassen
6. Ingevolge het voor de agrarische gronden van [verzoeker] geldende bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid 2016" is het toegestaan om verschillende vormen van agrarische bedrijvigheid uit te oefenen, waaronder akkerbouw. Gelet op deze mogelijkheid die het bestemmingsplan biedt en de toelichting die [verzoeker] daarover in zijn verzoek, het aanvullende stuk van 14 januari 2025 en op de zitting heeft gegeven, is niet uitgesloten dat op die gronden, direct ten noorden en ten oosten van het plangebied, gewassen worden geteeld, waarbij gebruik wordt gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen.
6.1. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat in het algemeen een afstand van 50 m tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, niet onredelijk wordt geacht. Het is mogelijk die afstand te verkleinen, als daaraan een deugdelijke motivering ten grondslag ligt (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 30 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:855, onder 7). 6.2. Vastgesteld moet worden dat aan twee zijden, namelijk zowel aan de noordzijde als aan de oostzijde van het plangebied, niet wordt voldaan aan de genoemde afstand van 50 meter tussen de woonbestemming en de agrarische gronden van [verzoeker], waar gewasbeschermingsmiddelen kunnen worden gebruikt. Aan de noordzijde sluit de woonbestemming zelfs direct aan op de agrarische gronden van [verzoeker].
Aan het standpunt van de raad dat niettemin sprake is van een goede ruimtelijke ordening, is geen op de locatie toegesneden onderzoek ten grondslag gelegd. Dat was wel nodig, met name gelet op het ontbreken van enige afstand tussen de woonbestemming en de agrarische gronden aan de noordzijde van het plangebied (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 8 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1973, onder 9.2). Over het standpunt van de raad dat het bestemmingsplan "Veghels Buiten - Erpseweg Zuid 2016" al woningbouw toestond op de planlocatie, overweegt de voorzieningenrechter dat dit niet betekent dat de raad bij de vaststelling van het voorliggende plan niet meer hoefde te motiveren waarom hij het ruimtelijk aanvaardbaar acht om te voorzien in woningbouw direct aansluitend op de agrarische percelen aan de noordzijde en binnen een afstand van 50 m van de agrarische percelen aan de oostzijde van het plangebied (vergelijk de uitspraak van 4 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3710, onder 8.3). Het besluit is onvoldoende gemotiveerd op dit punt. Het is ook niet gebleken dat bij de vaststelling van het vorige plan de gevolgen van de in acht genomen afstanden zijn onderzocht. Dat de raad het vanuit de huidige bedrijfsvoering op de gronden van [verzoeker] niet realistisch vindt dat over zal worden gegaan op de teelt van gewassen, maakt het oordeel van de voorzieningenrechter niet anders, omdat het erom gaat welk agrarisch gebruik het bestemmingsplan toestaat. Daar komt in dit geval bij, dat aannemelijk is dat op de gronden van [verzoeker] direct ten noorden en ten oosten van het plangebied, met regelmaat gewassen worden geteeld. De voorzieningenrechter overweegt tenslotte dat ook als rekening wordt gehouden met een volgens de raad door [verzoeker] in acht te nemen afstand van 5 m tot een aan de noordzijde aanwezige watergang, nog steeds sprake is van een afstand die aanzienlijk korter is dan 50 m. Gelet op het voorgaande, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in dit geval op de in het plan voorziene locaties woningbouw wordt toegestaan, zonder rekening te houden met het op dit moment planologisch toegestane agrarische gebruik van de gronden van [verzoeker] aan de noordzijde en de oostzijde van het plangebied.
Conclusie
7. Het verzoek wordt toegewezen. Er bestaat aanleiding om het vaststellingsbesluit van 23 mei 2024 te schorsen. Vanwege de samenhang binnen het plangebied, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het plan in zijn geheel te schorsen.
8. De raad moet de proceskosten van [verzoeker] vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Meijerijstad van 23 mei 2024, waarbij het bestemmingsplan "Veghels Buiten, deelgebied Erpseweg-Zuid, 1e herziening" is vastgesteld;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Meijerijstad tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.814,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de raad van de gemeente Meijerijstad aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 187,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. N.H. van den Biggelaar, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.L. Bolleboom, griffier.
w.g. Van den Biggelaar
voorzieningenrechter
w.g. Bolleboom
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2025
641