202504519/2/R1.
Datum uitspraak: 22 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. Stichting Park Muiderslotlaan en anderen, gevestigd in Weesp, gemeente Amsterdam, (hierna tezamen in enkelvoud: Stichting Park Muiderslotlaan),
2. Stichting Bewonersbelangen Leeuw en Sluis en anderen, gevestigd in Weesp, gemeente Amsterdam, (hierna tezamen in enkelvoud: Stichting Bewonersbelangen Leeuw en Sluis),
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Amsterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 10 juli 2025 heeft de raad het "Wijzigingsbesluit Omgevingsplan gemeente Amsterdam: Intrekken 1e herziening exploitatieplan Bloemendalerpolder" als wijziging van het omgevingsplan van de gemeente Amsterdam (hierna: het wijzigingsbesluit) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer Stichting Park Muiderslotlaan en Stichting Bewonersbelangen Leeuw en Sluis beroep ingesteld.
Stichting Park Muiderslotlaan en Stichting Bewonersbelangen Leeuw en Sluis
hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
GEM Bloemendalerpolder C.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
Stichting Park Muiderslotlaan heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 september 2025, waar Stichting Park Muiderslotlaan, vertegenwoordigd door mr. B. Vermeirssen, advocaat te Kattendijke, Stichting Bewonersbelangen Leeuw en Sluis, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], [gemachtigde B] en [gemachtigde C], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Oude Lohuis en mr. S. El Mahraoui, zijn verschenen. Voorts is ter zitting GEM Bloemendalerpolder, vertegenwoordigd door mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam, en [partij A] en [partij B], als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2. Het besluit "1e herziening exploitatieplan Bloemendalerpolder" maakt op grond van artikel 22.1, aanhef en onder a, van de Omgevingswet (hierna: Ow) in samenhang bezien met artikel 4.6, eerste lid, aanhef en onder m, van de Invoeringswet Ow deel uit van het tijdelijk deel van het omgevingsplan van de gemeente Amsterdam. Met het wijzigingsbesluit maakt het exploitatieplan "1e herziening exploitatieplan Bloemendalerpolder" geen deel meer uit van het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Het wijzigingsbesluit is op 21 augustus 2025 in werking getreden.
3. Stichting Park Muiderslotlaan en Stichting Bewonersbelangen Leeuw en Sluis komen op voor de eigenaren/bewoners van gronden binnen het exploitatieplangebied waarop woningen worden gebouwd.
Verzoekers vrezen - kort samengevat - dat met het wegvallen van het exploitatieplan woningen zullen worden gerealiseerd zonder (parallelle) aanleg van voldoende recreatief groen of speelvoorzieningen. Hun beroep en verzoek heeft daarmee betrekking op het niet-financiële deel van het (voormalige) exploitatieplan waarin onder meer regels over fasering van de bouw van woningen en (groen)voorzieningen waren opgenomen.
Beroepsgronden
4. Verzoekers betogen - samengevat - dat er onvoldoende waarborg is voor recreatief groen, water en speelvoorzieningen en voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Daarbij gaat het vooral om de aan het (voormalige) exploitatieplan gekoppelde kwaliteitseisen voor sport- en speelvoorzieningen, de waarborgen voor recreatief groen en de gevolgen van het wegvallen van het exploitatieplan waardoor zij deze eisen niet meer kunnen inroepen. Daarmee vrezen zij voor het verlies van rechtsbescherming. In dat kader wijzen zij op de verhouding tussen het (voormalige) exploitatieplan en de "Samenwerkings- en Uitvoeringsovereenkomst Bloemendalerpolder"(hierna: SUOK) en het belang van derden bij het behoud van faseringsregels die in het exploitatieplan waren opgenomen. Tot slot betogen verzoekers dat sprake is van strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur, te weten participatie, een zorgvuldige belangenafweging en een evenredige belangenafweging.
Standpunt raad
5. De raad stelt zich onder meer op het standpunt dat toekomstige voorzieningen publiekrechtelijk worden geborgd via het omgevingsplan en contractueel door het college van burgemeester en wethouders op basis van de SUOK, waarmee de belangen van bewoners en de kwaliteit van de gebiedsontwikkeling adequaat zijn geborgd. Het voormalige exploitatieplan was ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan noodzakelijk omdat toen nog niet met alle grondeigenaren, maar overigens wel met GEM Bloemendalerpolder, een anterieure overeenkomst was gesloten. Inmiddels is GEM Bloemendalerpolder de enige private partij met grondeigendom in het gebied. Daarmee zijn de regels van het voormalig exploitatieplan uitgewerkt. Voortzetting van het uitgewerkte exploitatieplan zou volgens de raad onevenredig zijn, nu dit geen publiek belang meer dient maar wel leidt tot onnodige administratieve lasten.
Spoedeisend belang
6. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben verzoekers, anders dan de raad en GEM Bloemendalerpolder menen, spoedeisend belang bij hun verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening. Daarbij is het volgende van belang.
Het wijzigingsbesluit is in werking getreden. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat door schorsing van het wijzigingsbesluit het exploitatieplan "1e herziening exploitatieplan Bloemendalerpolder" weer deel uitmaakt van het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Vast staat dat aanvragen zijn ingediend voor omgevingsvergunningen voor de bouw van woningen in het exploitatieplangebied. Ook staat vast dat er omgevingsvergunningen zijn verleend voor de bouw van woningen in het exploitatieplangebied waarbij aan het exploitatieplan diende te worden getoetst en die nog niet onherroepelijk zijn. Alleen al daarom neemt de voorzieningenrechter een spoedeisend belang aan bij het verzoek tot schorsing van het wijzigingsbesluit.
Belangenafweging
7. Verzoekers betogen onder meer dat het wijzigingsbesluit moet voldoen aan artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet. Ook speelt de vraag hoe de belangen van derdebelanghebbenden, zoals verzoekers, die aan in exploitatieplanregels opgenomen locatie-eisen bepaalde aanspraken menen te kunnen ontlenen, moeten worden betrokken bij een besluit tot wijziging van het omgevingsplan waarbij deze exploitatieplanregels worden ingetrokken. Daarbij is ook relevant het standpunt van de raad dat de betrokken locatie-eisen, voor zover deze niet zijn uitgewerkt, weliswaar materieel bezien nog steeds dienen te gelden, maar dat het voldoende is dat deze contractueel zijn geborgd in de SUOK, waarbij de derdebelanghebbenden overigens geen partij zijn.
Voorgaande principiële vragen behoeven nader onderzoek en lenen zich niet voor beantwoording daarvan in een procedure met betrekking tot een verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter zal daarom op basis van een belangenafweging bepalen of er, vooruitlopend op de beoordeling in de bodemprocedure, een voorlopige voorziening moet worden getroffen.
8. Het belang van verzoekers bestaat eruit om een onomkeerbare situatie te voorkomen. Niet is uitgesloten dat gedurende de periode totdat in de bodemprocedure op de beroepen van verzoekers is beslist, omgevingsvergunningen onherroepelijk worden zonder dat getoetst is aan de voormalige exploitatieplanregels. Een latere vernietiging van het wijzigingsbesluit waarmee de exploitatieplanregels weer deel uitmaken van de omgevingsplan, zal daar mogelijk niets aan af kunnen doen.
Tegenover het belang van verzoekers om de exploitatieplanregels weer deel te laten zijn van het omgevingsplan en daarmee van het afwegingskader dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen in acht moet worden genomen, staan de belangen van de raad en GEM Bloemendalerpolder. Het belang van het wijzigingsbesluit en daarmee van de intrekking van de voormalige exploitatieplanregels, bestaat, zo heeft de raad op de zitting toegelicht, er uit dat op die manier wordt voorkomen dat de regels van het exploitatieplan in procedures over verleende omgevingsvergunningen voor bouwen door derdebelanghebbenden worden ingeroepen. Omdat ontwikkeling van de woningen pas zal plaatsvinden wanneer de benodigde omgevingsvergunningen onherroepelijk zijn, leidt dit tot aanzienlijke, en onnodige, vertraging. Omdat de in de exploitatieplanregels opgenomen locatie-eisen, voor zover deze niet zijn uitgewerkt, materieel nog steeds gelden, zij het alleen via de SUOK, zijn volgens de raad de belangen van derdebelanghebbenden afdoende geborgd.
9. De voorzieningenrechter heeft oog voor het belang van de raad en GEM Bloemendalerpolder bij een spoedige ontwikkeling van woningen. Dit belang gaat echter niet zo ver dat het in dit geval kan prevaleren boven het belang van verzoekers om een onomkeerbare situatie waarin zij de voormalige exploitatieplanregels niet meer kunnen inroepen, te voorkomen. Daarnaast leidt toewijzing van het verzoek materieel niet tot een voor de raad en GEM Bloemendalerpolder andere situatie, aangezien via de SUOK, zoals de raad en GEM Bloemendalerpolder hebben bevestigd op de zitting, nog steeds aan dezelfde eisen moet worden voldaan.
10. De voorzieningenrechter ziet, gelet op de afweging van de belangen van verzoekers en de raad, daarom aanleiding een voorlopige voorziening te treffen en het besluit van 10 juli 2025, te schorsen met terugwerkende kracht. Het verzoek wordt toegewezen.
11. De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening met terugwerkende kracht het besluit van de raad van de gemeente Amsterdam van 10 juli 2025 tot vaststelling van het "Wijzigingsbesluit Omgevingsplan gemeente Amsterdam: Intrekken 1e herziening exploitatieplan Bloemendalerpolder";
II. veroordeelt de raad van de gemeente Amsterdam tot vergoeding van bij verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van:
a. € 1.814,00 aan Stichting Park Muiderslotlaan en anderen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
b. € 907,00 aan Stichting Bewonersbelangen Leeuw en Sluis en anderen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
III. gelast dat de raad van de gemeente Amsterdam aan de hierna vermelde verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:
a. € 385,00 aan Stichting Park Muiderslotlaan en anderen, met dien verstande dat betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
b. € 385,00 aan Stichting Bewonersbelangen Leeuw en Sluis en anderen, met dien verstande dat betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. M.M. Kaajan, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.
w.g. Kaajan
voorzieningenrechter
w.g. Kos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 september 2025
580