ECLI:NL:RVS:2025:4504

Raad van State

Datum uitspraak
25 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
BRS.25.001186
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag EU-verblijfsvergunning door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 1 augustus 2025 het beroep van de appellant niet-ontvankelijk heeft verklaard. De appellant had een aanvraag ingediend voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen of een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd, welke op 14 december 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 8 maart 2024, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat de appellant niet ontvankelijk was in zijn beroep, wat de appellant niet kon aanvechten in hoger beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld en de Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van N. Capel LLM, griffier.

Uitspraak

BRS.25.001186
Datum uitspraak: 25 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 1 augustus 2025 in zaak nr. AWB 24/5159 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om haar een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen of een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 8 maart 2024 heeft de staatssecretaris het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 augustus 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door drs. J. van Mechelen, rechtsbijstandverlener in Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.        Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 3, 4, 5.2 en 6.2 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.        Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.        Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van N. Capel LLM, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Capel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2025
1024