ECLI:NL:RVS:2025:451
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door minister van Asiel en Migratie
Op 6 februari 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de minister van Asiel en Migratie. De aanvraag was op 19 juli 2024 afgewezen, waarna de rechtbank Den Haag op 1 oktober 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.J. Koolen, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de vreemdeling niet tot een specifieke sociale groep behoort, zoals bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Kwalificatierichtlijn. Bovendien werd geoordeeld dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op onmenselijke behandeling. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, en de Raad van State bevestigde de eerdere uitspraak.
De beslissing houdt in dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 februari 2025.