ECLI:NL:RVS:2025:4543

Raad van State

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
24 september 2025
Zaaknummer
202504300/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bindend negatief studieadvies voor MBO-opleiding Assistant Business Services

In deze zaak gaat het om een bindend negatief studieadvies (BNSA) dat is opgelegd aan [appellant] door de Afdelingsmanager Entree en niveau 2 BA van het ROC Midden Nederland. [appellant] is op 1 augustus 2024 gestart met de MBO-2 opleiding Assistant Business Services en ontving op 7 februari 2025 een voorlopig negatief studieadvies. Ondanks een vastgesteld plan van aanpak, waarin persoonlijke afspraken en een verbetertermijn waren opgenomen, heeft [appellant] onvoldoende studievoortgang laten zien. De commissie van beroep voor de examens van het ROC Midden Nederland verklaarde het administratief beroep van [appellant] ongegrond op 9 juli 2025. Hiertegen heeft [appellant] beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Tijdens de zitting op 19 augustus 2025 heeft [appellant] zijn standpunten toegelicht, waaronder dat zijn slechte resultaten te wijten waren aan onvoldoende ondersteuning van een docent en persoonlijke omstandigheden. De Afdeling heeft echter geoordeeld dat het BNSA terecht is opgelegd, omdat [appellant] niet aan de vereiste studievoortgang voldeed. De Afdeling concludeert dat er geen redenen zijn om het BNSA niet in stand te houden, en dat het ROC voldoende ondersteuning heeft geboden. Het beroep van [appellant] is ongegrond verklaard, en het CBE hoeft de proceskosten niet te vergoeden.

Uitspraak

202504300/1/A2.
Datum uitspraak: 24 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
en
de commissie van beroep voor de examens van het ROC Midden Nederland (hierna: het CBE),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 14 mei 2025 heeft de Afdelingsmanager Entree en niveau 2 BA van het ROC Midden Nederland [appellant] een bindend negatief studieadvies (hierna: BNSA) gegeven voor de opleiding Assistant Business Services.
Bij beslissing van 9 juli 2025 heeft het CBE het door [appellant] daartegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] bij de Afdeling beroep ingesteld.
Het CBE heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 19 augustus 2025, waar [appellant] en het CBE, vertegenwoordigd door mr. M. den Hertog, advocaat in Utrecht, vergezeld door [persoon], zijn verschenen.
Overwegingen
1.       [appellant] is op 1 augustus 2024 gestart met de MBO-2 opleiding Assistant Business Services. Op 7 februari 2025 heeft [appellant] een voorlopig negatief studieadvies gekregen. Ook is een plan van aanpak vastgesteld. Daarin zijn persoonlijke afspraken en een verbetertermijn opgenomen. Aan de beslissing van 14 mei 2025 is ten grondslag gelegd dat [appellant] onvoldoende studievoortgang heeft laten zien. Ook heeft het plan van aanpak niet tot de gewenste ontwikkeling geleid. Het CBE heeft in de beslissing van 9 juli 2025 het BNSA in stand gelaten.
2.       De Afdeling laat het BNSA ook in stand, omdat er geen redenen zijn waarom het niet had mogen worden opgelegd. De Afdeling legt dat hierna uit.
3.       [appellant] betoogt dat aan hem geen BSNA had mogen worden opgelegd. Hij voert hiertoe aan dat zijn slechte resultaten aan het begin van het studiejaar zijn te wijten aan een docent die hem te weinig ondersteuning bood. De studentcoach die het BSNA heeft opgelegd kende zijn studievoortgang niet goed. Na het voorlopig negatief studieadvies zijn zijn cijfers juist verbeterd. Ook was hij altijd aanwezig. [appellant] voert verder aan dat hij onvoldoende extra ondersteuning voor het vak Nederlands kreeg. Daarnaast voert hij aan dat het CBE zijn persoonlijke omstandigheden onvoldoende heeft meegewogen. Hij bezoekt wekelijks een psycholoog in verband met de situatie van zijn familie in Gaza. Dit was bekend bij het ROC. Ook is hij door een docent gediscrimineerd vanwege zijn leeftijd. [appellant] voert verder aan dat het BSNA vooral is opgelegd vanwege een conflict dat hij had met de eigenaar van het bedrijf waar hij stage liep. Dit conflict is buiten zijn schuld om ontstaan. Ook heeft het stagebedrijf hem onvoldoende begeleid. [appellant] voert daarnaast aan dat het ROC hem ten onrechte beschuldigt van religieus fanatisme.
3.1.    De Afdeling is van oordeel dat een BSNA had mogen worden afgegeven. Het CBE heeft zich in de beslissing van 9 juli 2025 op het standpunt mogen stellen dat [appellant] onvoldoende studievoortgang heeft laten zien. Hij heeft ook na het voorlopig studieadvies voor zowel de vakken, als de werknemersvaardigheden vooral onvoldoendes gehaald. Het BSNA is niet opgelegd door de studentcoach. Daarom is niet van belang of deze goed op de hoogte was van de studievoortgang van [appellant]. Verder is aan het BSNA niet ten grondslag gelegd dat bij [appellant] sprake is van religieus fanatisme. Wat hij hierover heeft aangevoerd treft daarom geen doel. [appellant] voert daarnaast tevergeefs aan dat hem onvoldoende ondersteuning is geboden. Uit de zich in het dossier bevindende stukken volgt dat er individuele gesprekken met hem zijn gevoerd. Ook is hem ondersteuning vanuit het supportteam en de expert leren & gedrag aangeboden. [appellant] heeft hier onvoldoende tegenover gesteld. [appellant] wordt verder niet gevolgd in zijn betoog dat het CBE zijn persoonlijke omstandigheden onvoldoende heeft meegewogen. Aan het begin van de opleiding wordt gevraagd naar eventuele studiebelemmeringen, om daarop te kunnen inspelen tijdens de opleiding. Er zijn door de studentcoach gesprekken met [appellant] gevoerd over zijn studievoortgang. [appellant] had tijdens deze gesprekken melding kunnen en moeten maken van persoonlijke omstandigheden die het voor hem moeilijk maakten om aan de BSA-norm te voldoen. Uit de zich in het dossier bevindende gespreksverslagen volgt niet dat [appellant] dat heeft gedaan. Uit wat [appellant] heeft aangevoerd kan niet worden afgeleid dat het ROC hier desondanks van op de hoogte had kunnen zijn. Dit maakt dat, wat van deze omstandigheden ook zij, het ROC de kans is ontnomen om dit te betrekken bij de aan [appellant] geboden begeleiding. Verder volgt uit de beslissing van 9 juli 2025 dat het BSNA niet alleen is opgelegd vanwege de beëindiging van de stage. Wat [appellant] over de stage heeft aangevoerd kan daarom niet tot het door hem beoogde doel leiden.
3.2.    Het betoog faalt.
4.       Het beroep is ongegrond.
5.       Het CBE hoeft de proceskosten niet te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Komduur, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2025
809
BIJLAGE
Wet educatie en beroepsonderwijs
Artikel 8.1.7a
1. Het bevoegd gezag brengt aan iedere student die zich inschrijft, advies uit over de voortzetting van zijn opleiding. Aan degenen die zijn ingeschreven voor een opleiding waarvan studieduur als bedoeld in artikel 7.2.4a, derde lid, één volledig studiejaar bedraagt wordt dit advies uiterlijk binnen vier kalendermaanden na aanvang van de opleiding gegeven, doch niet eerder dan drie maanden na aanvang. Aan degenen die zijn ingeschreven voor een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.4a, derde lid, die meer dan één volledig studiejaar bedraagt wordt dit advies na ten minste negen kalendermaanden en uiterlijk aan het eind van het eerste studiejaar van de opleiding gegeven.
2. Aan een advies als bedoeld in het eerste lid kan het bevoegd gezag de beëindiging van de inschrijving voor de desbetreffende opleiding verbinden. Tot beëindiging van de inschrijving wordt slechts overgaan indien:
a. de student naar het oordeel van het bevoegd gezag, met inachtneming van de bij ministeriële regeling vastgestelde persoonlijke omstandigheden, onvoldoende vordering heeft gemaakt in de opleiding;
b. het bevoegd gezag heeft gezorgd voor zodanige voorzieningen dat de mogelijkheden voor goede voortgang van de opleiding zijn gewaarborgd, en
c. het bevoegd gezag de desbetreffende student een schriftelijke waarschuwing heeft gegeven onder bepaling van een redelijke termijn waarbinnen de studieresultaten ten genoegen van het bevoegd gezag dienen te zijn verbeterd.
[…]
4. Het bevoegd gezag stelt ter uitvoering van de voorgaande leden nadere regels vast. Deze regels hebben in elk geval betrekking op de te behalen studieresultaten en de voorzieningen, bedoeld in het tweede lid.
Regeling persoonlijke omstandigheden bindend studieadvies mbo
Artikel 1
De persoonlijke omstandigheden, bedoeld in artikel 8.1.7a, tweede lid, onderdeel a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, zijn:
a. ziekte van de student;
b. handicap of chronische ziekte van de student;
c. zwangerschap en bevalling van de student;
d. bijzondere familieomstandigheden;
e. het lidmaatschap van de studentenraad, bedoeld in artikel 8a.1.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
f. andere dan in de onderdelen a tot en met f bedoelde persoonlijke omstandigheden die, indien zij door het bevoegd gezag niet in de beoordeling zouden worden betrokken, zouden leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Studentenstatuut MBO colleges 2024-2025
Artikel 7
7.1  Een student met een beperking (handicap of chronische ziekte) heeft recht op extra ondersteuning. Indien een student bij aanmelding aangeeft dat hij  een beperking heeft, dan worden voorafgaand aan de inschrijving aanvullende individuele en schriftelijke afspraken gemaakt over extra begeleiding in het kader van Passend Onderwijs. Deze afspraken worden minstens één keer per jaar geëvalueerd en indien nodig aangepast.
7.2  De student levert de school tijdens de aanmelding of de intake de noodzakelijke informatie over de ondersteuning die hij nodig heeft om de opleiding te kunnen volgen. Als de student deze informatie niet geeft, dan kunnen er geen afspraken worden gemaakt.
7.3  Als tijdens de opleiding blijkt dat de student een extra ondersteuning nodig heeft, dan kunnen alsnog afspraken voor ondersteuning worden gemaakt.
Artikel 15
15.1 Iedere student ontvangt een bindend studieadvies in het eerste jaar van zijn opleiding.
15.2 Het bindend studieadvies wordt gegeven na de derde en vóór het einde van de vierde maand (eenjarige opleidingen) of na de negende en vóór het einde van de twaalfde maand (meerjarige opleidingen) na aanvang van de opleiding. Kort na de start hoort de student van de studentcoach op welk moment hij het bindend studieadvies krijgt. Voor studenten die op 1 augustus starten met een meerjarige opleiding zal dat na 1 mei zijn. Voor studenten die op andere momenten in het schooljaar starten geldt een
andere datum. De student krijgt minimaal twee maanden voorafgaand aan het bindend studieadvies een voorlopig studieadvies.
15.3 Het bindend studieadvies is gebaseerd op vooraf vastgestelde criteria die kenbaar zijn voor de student.
15.4 Het bindend studieadvies geeft aan of de student door kan gaan met de opleiding of moet overstappen. We spreken van een bindend studieadvies "doorgaan" en bindend studieadvies "overstappen". Het voorlopig en bindend studieadvies is een besluit van het opleidingsteam, onder verantwoordelijkheid van de afdelingsmanager. De studentcoach
bespreekt het voorlopig en bindend studieadvies met de student.
15.5 Een bindend advies "overstappen" wordt schriftelijk en gemotiveerd uitgebracht en wordt gegeven, nadat de opleiding er voldoende aan heeft gedaan om de student goed te begeleiden. De student heeft bij het begin van zijn opleiding een startgesprek om kennis te maken met de Studentcoach en om begeleidingsafspraken te maken. De student heeft minimaal een keer per periode een studie- en loopbaangesprek met zijn Studentcoach om zijn voortgang te bespreken.
15.6  Studenten met een voorlopig studieadvies "overstappen" krijgen daarna de kans om zich te ontwikkelen tot een bindend studieadvies "doorgaan". Verbeteracties van de student en begeleidingsafspraken van de instelling worden vastgelegd in een plan van aanpak. Dit wordt door de student en de Studentcoach getekend. De student ontvangt een brief over het studieadvies "overstappen" en de afspraken die gemaakt zijn. Dit
wordt meegedeeld aan de ouders van de minderjarige student.