ECLI:NL:RVS:2025:4578
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen verlenging bewaringsmaatregel door minister van Asiel en Migratie
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 25 september 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 10 september 2025 het beroep van appellant ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Appellant had in eerste instantie bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 25 augustus 2025 was genomen, waarin de termijn van de aan hem opgelegde bewaringsmaatregel met maximaal twaalf maanden werd verlengd.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.
De voorzieningenrechter heeft ook geen reden gezien om de bewaring onrechtmatig te achten. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en biedt daarmee duidelijkheid over de rechtspositie van appellant.