ECLI:NL:RVS:2025:4581
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd
Op 29 september 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 7 augustus 2024 de aanvraag van de appellant ingewilligd. De rechtbank Den Haag had op 28 april 2025 het beroep van de appellant gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, met uitzondering van de ingangsdatum van de verblijfsvergunning, die was vastgesteld op 18 januari 2022. De rechtbank had bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit. Tegen deze uitspraak heeft de appellant, vertegenwoordigd door mr. J.G. Wiebes, hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden haar oordeel geveld, en de Afdeling nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor verdere motivering niet nodig was. De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.