202505160/1/A2.
Datum uitspraak: 26 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
en
de Kiesraad, handelend als centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (hierna: het centraal stembureau),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 september 2025 heeft het centraal stembureau besloten over de geldigheid en nummering van de kandidatenlijsten, over het handhaven van de daarop voorkomende kandidaten en de daarboven geplaatste aanduiding voor de Tweede Kamerverkiezingen van 29 oktober 2025.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het centraal stembureau heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaken 202505160/1/A2, 202505164/1/A2 en 202505167/1/A2 gelijktijdig op een zitting behandeld op 25 september 2025, waar [appellant], vergezeld door [persoon], en het centraal stembureau, vertegenwoordigd door mr. A.J. Trouborst en mr. M. Bijl, zijn verschenen.
Voorafgaand aan de zitting van 25 september 2025 heeft [appellant] de leden van de zittingskamer gewraakt in de zaak 202505167/1/A2. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft [appellant] twee leden van de wrakingskamer gewraakt. De wrakingskamer heeft dat wrakingsverzoek buiten behandeling gelaten, omdat het alleen gericht was op uitstel en vertraging en dus blijk gaf van misbruik van het wrakingsmiddel. Het wrakingsverzoek van de leden van de zittingskamer heeft de wrakingskamer afgewezen.
Tijdens de zitting heeft [appellant] de zittingskamer gewraakt in de zaak 202505160/1/A2. De wrakingskamer heeft dat wrakingsverzoek nog diezelfde dag buiten behandeling gelaten op grond van artikel 3, vierde lid, aanhef en onder g, van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechtelijke colleges 2022 (hierna: de wrakingsregeling), omdat het evident blijk gaf van misbruik van het wrakingsmiddel.
Aan het einde van de zitting heeft [appellant] de zittingskamer opnieuw gewraakt. De zittingskamer heeft dit wrakingsverzoek buiten behandeling gelaten op grond van artikel 3, tweede lid, van de wrakingsregeling.
Overwegingen
1. In het besluit van 19 september 2025 heeft het centraal stembureau 27 kandidatenlijsten geldig verklaard en vijf ongeldig. [appellant] heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. De Afdeling begrijpt het beroep van [appellant] zo dat het centraal stembureau volgens hem ten onrechte de kandidatenlijst Blanco Protest Lijst Manuel Schadwald 1994 niet heeft meegenomen in het besluit van 19 september 2025. Voor zover [appellant] met zijn beroep beoogt te bewerkstelligen dat strafrechtelijk onderzoek wordt gedaan naar verschillende door hem geconstateerde gevallen van fraude, corruptie en/of andere strafrechtelijke feiten, merkt de Afdeling op dat deze procedure daar niet voor is bedoeld en het besluit van de Kiesraad daar ook geen betrekking heeft. De Afdeling zal op deze onderdelen van het beroepschrift daarom niet ingaan.
2. [appellant] heeft [persoon] gemachtigd om op de dag van de kandidaatstelling acht kandidatenlijsten bij het centraal stembureau in te leveren, waaronder de Blanco Protest Lijst Manuel Schadwald 1994. Niet in geschil is dat [persoon] deze, en nog zes andere lijsten, niet heeft ingeleverd. Op de zitting bij de Afdeling heeft hij toegelicht dat van de indiening een proces-verbaal werd opgemaakt en dat deze op zijn naam zou komen te staan. Hij wist echter niet of de inhoud van deze zeven lijsten voor hem mogelijk strafrechtelijke gevolgen zou hebben en hij voelde zich niet goed bij het inleveren daarvan. Hij zag bovendien het nut niet in van deze zeven kandidatenlijsten. Telefonisch contact met [appellant] heeft op dat moment zijn twijfels niet kunnen wegnemen. Hij heeft daarom een verklaring ondertekend waarin staat dat hij uit eigen beweging ervoor heeft gekozen om de zeven (blanco) lijsten niet in te leveren. Achteraf bezien had hij sommige van die lijsten wel kunnen en willen inleveren, maar [persoon] heeft op de zitting erkend dat het daarvoor nu te laat is.
3. Gelet op het bovenstaande stelt de Afdeling vast dat de kandidatenlijst Blanco Protest Lijst Manuel Schadwald 1994 niet op de dag van de kandidaatstelling is ingeleverd. Van de door [appellant] gestelde (indirecte) intimidatie van [persoon] door medewerkers van het centraal stembureau, als gevolg waarvan hij zich genoodzaakt zag om af te zien van het inleveren van de kandidatenlijsten, is geenszins gebleken en dit staat bovendien haaks op de toelichting die [persoon] op de zitting heeft gegeven. Omdat de kandidatenlijst niet is ingeleverd, heeft het centraal stembureau hierop ook geen beslissing kunnen nemen en is er daarom geen besluit waartegen [appellant] op grond van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht beroep kan instellen.
4. Het beroep van [appellant] is niet-ontvankelijk.
5. Het centraal stembureau hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. V.V. Essenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Rietveld, griffier.
w.g. Daalder
voorzitter
w.g. Rietveld
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2025
1064