ECLI:NL:RVS:2025:4586

Raad van State

Datum uitspraak
26 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
202504991/2/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake eindexamen wiskunde vmbo van student aan Talland College

In deze zaak gaat het om een verzoek om voorlopige voorziening van een student die het eindexamen wiskunde vmbo niet heeft gehaald. De examencommissie van het Talland College Alkmaar heeft op 12 juni 2025 het resultaat van het examen vastgesteld en dit aan de student bekendgemaakt. De student heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de examencommissie heeft op 3 juli 2025 besloten dat er geen herbeoordeling zal plaatsvinden. De student heeft vervolgens administratief beroep ingesteld bij de commissie van beroep voor de examens (CBE), die op 25 juli 2025 het beroep gegrond verklaarde, maar de examencommissie heeft geen aanleiding gezien om de scores aan te passen. De student heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij voor 1 oktober 2025 moet aantonen dat zij haar examen heeft gehaald om toegelaten te worden tot een mbo-opleiding. De voorzieningenrechter heeft op 25 september 2025 de zaak behandeld, waarbij de student en haar ouders aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van het CBE. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen aanknopingspunten zijn dat de beslissing van de examencommissie niet in stand kan blijven, en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de correctoren zich aan de geldende correctievoorschriften hebben gehouden en dat er geen onjuiste toepassing van de Handreiking is gebleken. De beslissing van de voorzieningenrechter is op 26 september 2025 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

202504991/2/A2.
Datum uitspraak: 26 september 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend in [woonplaats], in hun hoedanigheid van ouders van [student],
verzoekers,
en
de commissie van beroep voor de examens van het Talland College (hierna: het CBE),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 12 juni 2025 heeft de examencommissie het resultaat voor het eindexamen wiskunde vmbo vastgesteld en aan [student] bekendgemaakt.
Bij besluit van 3 juli 2025 heeft de examencommissie het door [student] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 25 juli 2025 heeft het CBE het door [student] daartegen ingestelde administratief beroep gegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [student] hoger beroep ingesteld.
Tevens heeft [student] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het CBE heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 25 september 2025, waar [student], vertegenwoordigd door mr. M. Meijer, rechtsbijstandsverlener in Amsterdam, en haar ouders, en het CBE, vertegenwoordigd door mr. W. Hovingh, advocaat in Alkmaar, M.A. Kraak en J.S. Boersma, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       [student] heeft in het schooljaar 2024-2025 als student een vmbo-opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs aan het Talland College Alkmaar gevolgd. Zij heeft op 15 mei 2025 het centraal examen wiskunde, eerste tijdvak, afgelegd. Op 12 juni 2025 is bekendgemaakt dat zij het vak niet heeft gehaald. [student] is tegen deze vaststelling opgekomen.
2.       De examencommissie heeft op 3 juli 2025 besloten dat er geen herbeoordeling plaatsvindt. Zij heeft daarbij [student] en haar ouders op school uitgenodigd voor een mondelinge toelichting op het besluit.
3.       Bij e-mail van 7 juli 2025 heeft de examencommissie laten weten dat zij de mogelijkheden die er zijn voor een herbeoordeling heeft verkend. Daarbij heeft zij contact gehad met haar jurist en de Inspectie van Onderwijs. De conclusie is dat er geen ruimte en/of aanleiding is voor het uitvoeren van een herbeoordeling door andere beoordelaars. De Handreiking hoe te handelen inzake een geschil bij of na vaststelling van de score voor het Centraal Examen biedt daar geen ruimte voor. Wel heeft de eerste beoordelaar opnieuw naar de antwoorden gekeken en geen aanleiding gezien over te gaan tot aanpassing van de puntenscore.
Beslissing CBE
4.       Het CBE heeft op 25 juli 2025 aan [student] laten weten dat de examencommissie in het verweer een voorstel tot een minnelijke schikking heeft gedaan, inhoudende dat zij de tweede corrector zal vragen om de betwiste examenopgaven nogmaals te beoordelen en daarna af te stemmen met de eerste corrector. Dat voorstel sluit volgens het CBE aan op haar verzoek tot herbeoordeling door de tweede beoordelaar. Op dit punt is daarom het ingediende beroep gegrond verklaard. Het CBE heeft laten weten hiermee het beroep als afgehandeld te beschouwen.
Uitvoering schikking examencommissie
5.       Bij e-mail van 1 september 2025 heeft de examencommissie aan [student] laten weten dat zij en het CBE geen reactie hebben ontvangen op het voorstel tot minnelijke schikking. De examencommissie heeft daarom aangenomen dat [student] daarmee akkoord is gegaan. Daarbij heeft zij laten weten dat de tweede corrector na zorgvuldige overweging en met onderbouwing heeft laten weten dat ook hij geen aanleiding ziet om de scores aan te passen.
Beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening
6.       [student] is toegelaten tot een mbo-opleiding onder de voorwaarde dat vóór 1 oktober 2025 duidelijk is dat zij haar examen vmbo heeft gehaald. Daarom heeft zij de bestuursrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat een onafhankelijke herbeoordeling van het vmbo-examen wiskunde moet plaatsvinden.
7.       Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
8.       Niet in geschil is dat [student] een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening. De voorzieningenrechter zal hierna bezien of aanleiding bestaat voor de verwachting dat de Afdeling in de bodemzaak zal oordelen dat de beslissing van 25 juli 2025 niet in stand kan blijven.
9.       De voorzieningenrechter stelt voorop dat op grond van artikel 8:4, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) zij de beslissing van 25 juli 2025 slechts kan toetsen aan de formele voorschriften die bij of krachtens de Awb of enig andere wet in formele zin zijn gesteld.
10.     Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter zijn er geen aanknopingspunten dat de beslissing van 25 juli 2025 niet in stand kan blijven. Daarbij betrekt zij allereerst dat de correctoren het uitdrukkelijk eens zijn geworden over de uitkomst van de beoordeling van het centraal-examenwerk van [student]. Zij hebben daarbij gebruik gemaakt van de correctievoorschriften van het College voor Toetsen en Examens en het verslag van de centrale examenbespreking van de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren. Niet aannemelijk is gemaakt dat niet in overeenstemming met deze voorschriften is gehandeld.
11.     Verder heeft de examencommissie ook toepassing gegeven aan de Handreiking hoe om te gaan met geschil na inzage examenwerk. Niet is gebleken dat een onjuiste toepassing daaraan is gegeven. Daar komt bij dat beide correctoren op basis van de argumenten van [student] het centraal-examenwerk nogmaals hebben bekeken en daarin geen aanleiding hebben gezien om de score aan te passen.
12.     Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
13.     Het CBE hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. C. Kouidar, griffier.
w.g. Drop
voorzieningenrechter
w.g. Kouidar
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2025
1120