ECLI:NL:RVS:2025:4592
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen verlengingsbesluit overdrachtstermijn in vreemdelingenrecht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 23 december 2024 het beroep tegen het verlengingsbesluit van de minister van Asiel en Migratie ongegrond heeft verklaard. De minister had appellant op 10 oktober 2024 geïnformeerd over de verlenging van de overdrachtstermijn met twaalf maanden. Appellant, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 29 september 2025 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor er geen aanleiding is om in dit geval anders te oordelen. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.