ECLI:NL:RVS:2025:4593
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
Op 2 mei 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van appellant om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. Hiertegen heeft appellant bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 17 juni 2024 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Vervolgens heeft appellant beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 8 april 2025 het beroep ongegrond verklaarde. Appellant, vertegenwoordigd door mr. G.P. Dayala, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het hoger beroep geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Daarom is het hoger beroep ongegrond verklaard en is de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan op 29 september 2025 door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken.