ECLI:NL:RVS:2025:4632
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen bewaring door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak heeft de Raad van State op 30 september 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 10 september 2025 het beroep van appellant tegen de bewaring door de minister van Asiel en Migratie ongegrond verklaarde. De minister had appellant op 26 augustus 2025 in bewaring gesteld. Appellant, vertegenwoordigd door mr. D. Matadien, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, die ook het verzoek om schadevergoeding afwees.
De Raad van State oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State neemt de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.
De Afdeling ziet ook geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Kraak, griffier.