202503756/1/A2.
Datum uitspraak: 1 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in Rotterdam, wettelijk vertegenwoordiger van [kind],
appellante,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) van 15 mei 2025 in zaak nr. 25/765 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 13 september 2024 heeft het college aan [appellante] de voorziening begeleid openbaar vervoer toegekend door verstrekking van twee abonnementen voor het openbaar vervoer voor haar zoon [kind] en een begeleider voor de periode van 26 augustus 2024 tot en met 18 juli 2025.
Bij besluit van 17 december 2024 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 mei 2025 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
[appellante] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 augustus 2025, waar [appellante], bijgestaan door mr. G.A.S. Maduro, advocaat in Rotterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.C. Avedissian, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2. [kind] ging in het schooljaar 2024-2025 naar de school voor speciaal basisonderwijs Kindcentrum IJsselmonde. Deze school ligt op een afstand van meer dan 6 km van de woning van [appellante]. [appellante] heeft op 29 augustus 2024 een verzoek ingediend voor bekostiging van leerlingenvervoer voor haar zoon op basis van aangepast vervoer van haar woning naar de school. Bij het besluit van 13 september 2024 heeft het college een voorziening begeleid openbaar vervoer toegekend door verstrekking van twee abonnementen voor het openbaar vervoer voor [kind] en een begeleider.
3. [appellante] heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Volgens [appellante] kan zij vanwege haar werk in de zorg haar zoon niet naar school begeleiden.
4. Het college heeft bij het besluit van 17 december 2024 de toegekende vervoersvoorziening in stand gelaten. Volgens het college heeft [appellante] onvoldoende onderbouwd dat zij [kind] niet zelf naar school kan begeleiden. De buurvrouw brengt de andere twee kinderen uit het gezin naar school. Ook is de tijdsduur van de begeleiding minder dan anderhalf uur. Daarom is in dit geval niet voldaan aan de vereisten van artikel 4, aanhef en onder a, van de Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer Rotterdam 2022 om in aanmerking te komen voor aangepast vervoer, aldus het college.
5. De rechtbank heeft overwogen dat [appellante] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij [kind] niet naar school kan begeleiden en ook geen beroep kan worden gedaan op een ander om de begeleiding op zich te nemen. [appellante] heeft niet onderbouwd dat haar werktijden eraan in de weg staan om [kind] met het openbaar vervoer naar school te begeleiden. Het college mocht er daarnaast van uitgaan dat [appellante] voor hulp bij het naar school gaan van de andere twee kinderen uit het gezin een beroep kan doen op de buurvrouw. Verder heeft [appellante] niet onderbouwd dat het aan het reizen met het openbaar vervoer ligt dat [kind] regelmatig te laat op school komt. Van strijd met het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind is volgens de rechtbank ook niet gebleken, omdat het besluit van 17 december 2024 niet tot gevolg heeft dat [kind] geen onderwijs kan krijgen. Dat het voor [appellante] als alleenstaande werkende ouder bijzonder lastig is om alle kinderen op tijd naar school te krijgen, maakt daarnaast niet dat het beroep op de hardheidsclausule slaagt, omdat [appellante] daarin niet verschilt van andere ouders in een vergelijkbare situatie, aldus de rechtbank. De rechtbank heeft tot slot overwogen dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt. Het aangepast vervoer dat [kind] eerder ontving betrof vervoer naar een andere school voor speciaal onderwijs en is destijds ten onrechte toegekend.
6. [appellante] kan zich niet met deze uitspraak verenigen en heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Het college heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat [appellante] geen belang bij het hoger beroep heeft, omdat het schooljaar waarvoor de vervoersvoorziening is aangevraagd inmiddels is verstreken. De Afdeling is van oordeel dat [appellante] nog belang heeft bij een inhoudelijk oordeel over de rechtmatigheid van het besluit van 17 december 2024, omdat niet op voorhand onaannemelijk is dat zij als gevolg hiervan schade heeft geleden.
7. De gronden die [appellante] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellante] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 9 tot en met 16 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
8. Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
9. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Komduur, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Komduur
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2025
809
BIJLAGE
Wet op het primair onderwijs
Artikel 4
1. Ten behoeve van het schoolbezoek verstrekt het college van burgemeester en wethouders aan ouders van in de gemeente verblijvende leerlingen op aanvraag vergoeding van de door het college van burgemeester en wethouders noodzakelijk te achten vervoerskosten. De gemeenteraad stelt daartoe een nadere regeling vast, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.
[…]
Verordening bekostiging leerlingenvervoer Rotterdam
Artikel 19
Het college verstrekt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school bezoekt, als:
[…]
c. aanspraak bestaat op bekostiging als bedoeld in artikel 18 en door de ouders genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is;
[…]
Artikel 31
Het college kan, indien de toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard, het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, zo nodig na advies te hebben gevraagd aan deskundigen.
Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer Rotterdam 2022
Artikel 4
1. Van ernstige benadeling van het gezin als gevolg van begeleiding van de leerling bij gebruikmaking van openbaar vervoer, als bedoeld in artikel 19, aanhef en onder c, van de Verordening bekostiging leerlingenvervoer Rotterdam is in ieder geval sprake, indien de leerling een speciale school voor basisonderwijs dan wel een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs bezoekt en:
a. van het eenoudergezin daarnaast ten minste één kind deel uitmaakt dat een andere school bezoekt en dat naar het oordeel van het college, mede op grond van een advies van deskundigen dat naar het oordeel van het college voor de aanvraag relevant is, niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken, op voorwaarde dat de ouder aannemelijk heeft gemaakt niet in staat te zijn de kinderen naar de verschillende scholen te begeleiden en dat geen beroep kan worden gedaan op een ander om de begeleiding van de leerling, of het andere kind dan wel de andere kinderen van het eenoudergezin, op zich te nemen
[…]