202402294/1/R1.
Datum uitspraak: 1 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend in Culemborg,
appellanten,
en
het dagelijks bestuur van Avri
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 maart 2024 heeft het dagelijks bestuur de locatie aan de Beukeboom, nabij de Pereboom nummer 7 in Culemborg (hierna: de aangewezen locatie) aangewezen voor de plaatsing van een inzamelvoorziening voor incontinentiemateriaal en luiers.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 2 september 2025, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. J.B. Van Doorn, advocaat te Zoetermeer, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Bij besluit van 4 maart 2024 heeft het dagelijks bestuur de locatie aangewezen voor de plaatsing van een ondergrondse container voor de inzameling van incontinentiemateriaal en luiers (hierna: INCO-container). [appellant] en anderen wonen nabij de aangewezen locatie en kunnen zich hier niet mee verenigen.
Toetsingskader
2. Bij de keuze van een locatie voor een afvalcontainer moet het dagelijks bestuur een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de aanwijzing van de locatie. Daarbij heeft het dagelijks bestuur beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het dagelijks bestuur de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de afvalcontainer.
Verkeersaantrekkende werking
3. [appellant] en anderen voeren aan dat de aangewezen locatie ongeschikt is voor de plaatsing van de INCO-container vanwege de verkeersaantrekkende werking. Volgens [appellant] en anderen zal door de plaatsing van de INCO-container de verkeersstroom toenemen met vrachtwagens en met mensen die hun afval komen wegbrengen. Dit zal volgens hen tot gevolg hebben dat de verkeersveiligheid in het geding komt. Zij wijzen er in dat verband op dat de aangewezen locatie in de buurt ligt van de kruising tussen de Beukeboom en de Weidsteeg. Dit is volgens hen een drukke kruising aangezien de Beukeboom de hoofdontsluiting is van de wijk de Hond en de Weidsteeg een doorgaande weg is. Daarnaast zal de toename van het verkeer leiden tot geluidoverlast.
3.1. De Afdeling ziet in het betoog van [appellant] en anderen geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur de aangewezen locatie niet geschikt heeft mogen achten.
Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt dat de gevolgen van een ondergrondse afvalcontainer onder normale omstandigheden niet aan aanwijzing van een locatie in de weg hoeven staan. Daarbij is van belang dat de verkeersaantrekkende werking in het algemeen beperkt is en dat het legen van ondergrondse afvalcontainers maar van korte duur is.
[appellant] en anderen hebben geen omstandigheden aangevoerd die maken dat dit in dit geval anders is. De rijbaan van de Beukeboom is ongeveer 7 meter breed, zodat auto’s bij het legen van de container het ledigingsvoertuig kunnen passeren. Daarnaast is de maximaal toegestane snelheid op de Beukeboom 30 km/u en de afstand tussen de aangewezen locatie en het kruispunt tussen de Beukeboom en de Weidesteeg ongeveer 30 m. Hierdoor kunnen bestuurders het ledigingsvoertuig of eventueel ander stilstaand verkeer tijdig waarnemen.
Het betoog slaagt niet.
Alternatieve locaties voor de INCO-container
4. [appellant] en anderen voeren aan dat er andere geschiktere locaties zijn voor de plaatsing van de INCO-container en dat het dagelijks bestuur daarom niet had mogen kiezen voor de aangewezen locatie. Zij wijzen op de locatie in de buurt bij de nieuw aan te leggen wijk op het voormalige terrein van het tuincentrum de Hurk aan de Honddijk 11 en op de locatie meer in het midden van de wijk aan de Fluweelboom. Volgens hen zullen deze locaties leiden tot een betere spreiding van INCO-containers. Wat betreft de alternatieve locatie aan de Honddijk 11 zal er daarnaast meer vraag zijn naar een INCO-container omdat daar nog kinderen geboren zullen worden terwijl dit niet het geval is aan de Beukeboom. Volgens hen zal er op die locatie ook geen belemmering zijn door ondergrondse kabels en leidingen en zal die locatie veiliger zijn voor verkeer en beter zijn voor de loopafstanden.
4.1. In overweging 3.1 heeft de Afdeling geoordeeld dat het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor het plaatsen van de INCO-container. De Afdeling zal beoordelen of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de aangewezen locatie vanwege een voorgestelde alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie dat geoordeeld moet worden dat het college niet heeft mogen vasthouden aan zijn keuze voor de aangewezen locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.
4.2. De Afdeling ziet in het betoog van [appellant] en anderen geen aanleiding voor het oordeel dat de aangedragen alternatieve locaties geschikter zijn dan de aangewezen locatie.
Wat betreft de alternatieve locatie aan de Fluweelboom heeft het dagelijks bestuur gemotiveerd dat deze locatie ongeschikt is omdat dit een doodlopende straat is en het ledigingsvoertuig daardoor lastig kan manoeuvreren. Over de alternatieve locatie aan de Honddijk 11 heeft het dagelijks bestuur gemotiveerd dat de wijk ter plaatse nog gerealiseerd moet worden en dat het in verband daarmee nog onduidelijk is of er een geschikte locatie is voor de plaatsing van een INCO-container. Daarnaast heeft het dagelijks bestuur op de zitting aangegeven dat een INCO-container in die wijk te dichtbij bestaande afvalcontainers zou komen te liggen en dus niet zou leiden tot een betere spreiding.
[appellant] en anderen hebben niet aangegeven waarom deze motivering onjuist of onvolledig is.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
6. Het dagelijks bestuur hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.I. van der Schoot, griffier.
w.g. Jurgens
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van der Schoot
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2025
195-1082