ECLI:NL:RVS:2025:4700

Raad van State

Datum uitspraak
3 oktober 2025
Publicatiedatum
1 oktober 2025
Zaaknummer
BRS.25.001329
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende machtiging tot voorlopig verblijf

Op 5 januari 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de betrokkene om een machtiging tot voorlopig verblijf afgewezen. Hiertegen heeft de betrokkene bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 7 december 2023 ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, heeft op 25 augustus 2025 het beroep van de betrokkene gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat de minister binnen acht weken een nieuw besluit moet nemen. De minister van Asiel en Migratie heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 3 oktober 2025 beslist dat de minister geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft daarbij de belangen van beide partijen in overweging genomen en bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 25 augustus 2025 in zaak nr. NL23.39924 in het geding tussen:
[de betrokkene]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 5 januari 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om betrokkene een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 7 december 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door betrokkene gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 augustus 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister binnen acht weken na de dag van verzending van de uitspraak met inachtneming ervan een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeftzij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. N. Vreede, advocaat in Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.   De minister verzoekt de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen dat zij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op haar hoger beroep heeft beslist.
2.   Gelet op de belangen die de minister en betrokkene naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.   De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.E. Pronk, griffier.
w.g. Meijer
voorzieningenrechter
w.g. Pronk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2025
1028