ECLI:NL:RVS:2025:4701
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag verblijf als gemeenschapsonderdaan
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 20 mei 2025. De appellant had een aanvraag ingediend bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voor de afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. Deze aanvraag werd op 5 januari 2023 afgewezen. Daarnaast weigerde de staatssecretaris op 30 maart 2023 om een verblijfsaantekening met arbeidsmarktaantekening te verstrekken. De appellant maakte bezwaar tegen deze besluiten, maar deze bezwaren werden op 30 oktober en 31 oktober 2023 ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze besluiten in haar uitspraak van 20 mei 2025, waarop de appellant hoger beroep instelde, vertegenwoordigd door mr. G.P. Dayala, advocaat in Amsterdam.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het hoger beroep geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Daarom is het hoger beroep ongegrond verklaard en is de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 3 oktober 2025 door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.K. de Keizer, griffier.