ECLI:NL:RVS:2025:4770
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening inzake verblijfsvergunning asiel
Op 8 augustus 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van appellant om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. Hiertegen heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, advocaat in Utrecht, beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft op 17 september 2025 het beroep ongegrond verklaard. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 8 oktober 2025 uitspraak gedaan. In de uitspraak is overwogen dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld en de voorzieningenrechter neemt de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.
De voorzieningenrechter bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. van Driesten, griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025.