ECLI:NL:RVS:2025:4791

Raad van State

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
202402892/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de kennisgeving van gewijzigde identiteitsgegevens door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 8 oktober 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 23 april 2024. De zaak betreft een kennisgeving van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de geboortedatum van de betrokkene werd gewijzigd. De staatssecretaris had op 10 januari 2024 het bezwaar van de betrokkene tegen deze kennisgeving niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde echter dat de kennisgeving een appellabel besluit was en verklaarde het beroep van de betrokkene gegrond, wat leidde tot de vernietiging van het besluit van de staatssecretaris en de verplichting om een nieuw besluit te nemen.

De minister van Asiel en Migratie ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de kennisgeving volgens eerdere jurisprudentie niet appellabel is, tenzij het een vreemdeling rechtstreeks in zijn belang raakt. Dit was in dit geval niet aan de orde, waardoor de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de kennisgeving appellabel was. De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de betrokkene ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202402892/1/V1.
Datum uitspraak: 8 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 23 april 2024 in zaak nr. NL24.1927 in het geding tussen:
[betrokkene]
en
de minister.
Procesverloop
Bij ‘kennisgeving gewijzigde identiteitsgegevens’ (hierna: de kennisgeving) van 2 januari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel laten weten de geboortedatum van betrokkene te hebben gewijzigd.
Bij besluit van 10 januari 2024 heeft de staatssecretaris het daartegen door betrokkene gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 23 april 2024 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. B. de Haan, advocaat in Heerenveen, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       In haar enige grief klaagt de minister over het oordeel van de rechtbank dat de kennisgeving een appellabel besluit is.
2.       In de uitspraak van 18 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5256, onder 4 tot en met 6, heeft de Afdeling geoordeeld dat de kennisgeving een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, maar het ter voorbereiding dient van het besluit op de asielaanvraag. Op grond van artikel 6:3 van de Awb is zo een besluit niet appellabel, tenzij het een vreemdeling rechtstreeks in zijn belang raakt. Daar is hier geen sprake van. De rechtbank heeft daarom ten onrechte geoordeeld dat de kennisgeving appellabel is. De minister heeft het bezwaar tegen de kennisgeving terecht niet-ontvankelijk verklaard. De grief slaagt.
3.       Het hoger beroep is gegrond. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Het beroep is alsnog ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
4.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 23 april 2024 in zaak nr. NL24.1927;
III.      verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Zwemstra
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2025
91-1046