ECLI:NL:RVS:2025:4827
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake bewaring door de minister van Asiel en Migratie
Op 8 oktober 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 18 augustus 2025. In deze zaak ging het om de bewaring van appellant, die op 22 juli 2025 door de minister van Asiel en Migratie in bewaring was gesteld. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Appellant, vertegenwoordigd door mr. E. Schoneveld, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarnaast zag de Afdeling ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025, en is daarmee een belangrijke beslissing in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht, met implicaties voor de rechtsbescherming van asielzoekers.