ECLI:NL:RVS:2025:4849

Raad van State

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
202502912/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 23 april 2025 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant had verzocht om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de rechtbank oordeelde dat het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie niet tot vernietiging van de uitspraak leidde. De rechtbank stelde vast dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden, zoals bedoeld in artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet vernietigd hoeft te worden. De Afdeling bevestigt dat de rechtsvraag die door de appellant is opgeworpen eerder door de Afdeling is beantwoord in een uitspraak van 10 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3082, en dat er geen reden is om in dit geval anders te oordelen. De Afdeling heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.

De uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 oktober 2025, waarbij mr. V.V. Essenburg als lid van de enkelvoudige kamer de beslissing heeft vastgesteld, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier.

Uitspraak

202502912/1/V2.
Datum uitspraak: 9 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 23 april 2025 in zaak nr. NL24.38419 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 23 april 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. A. Khalaf, advocaat in Zwolle, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat onder meer over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 10 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3082, over de toepassing van het besluit- en vertrekmoratorium voor Syrië op een aanvraag waarvan de beslistermijn al was verstreken voordat het moratorium werd ingesteld). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. V.V. Essenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier.
w.g. Essenburg
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Zwinkels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2025
309-1169