ECLI:NL:RVS:2025:486
Raad van State
- Hoger beroep
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- T.W.A. Weber
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan vreemdeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 22 mei 2024. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend na een vrijheidsontnemende maatregel die op 23 april 2024 was opgelegd. De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld, waarbij de vreemdeling werd vertegenwoordigd door mr. P.J. Schüller, advocaat in Amsterdam. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geoordeeld dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat artikel 55, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 niet volstaat als grondslag voor het zonder toestemming onderzoeken van mobiele telefoons. Echter, de minister had terecht bezwaar gemaakt tegen het oordeel van de rechtbank dat het onderzoek aan de mobiele telefoons van de vreemdeling leidde tot de onrechtmatigheid van de grensdetentie. De Afdeling heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarbij het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 12 februari 2025.