ECLI:NL:RVS:2025:4900
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen inreisverbod opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 18 maart 2025. De rechtbank had in die uitspraak het beroep van appellant ongegrond verklaard, dat was ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Dit besluit, genomen op 26 februari 2025, verplichtte appellant om de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en bevatte een inreisverbod. Appellant, vertegenwoordigd door mr. S.T.V. Le, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Hierdoor is het hoger beroep ongegrond verklaard en is de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan op 14 oktober 2025 door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Kraak, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.