ECLI:NL:RVS:2025:4902
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
 
- Rechtspraak.nl
 
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank Overijssel inzake termijnoverschrijding bij bezwaar
Op 3 oktober 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De rechtbank had op 6 december 2024 een uitspraak gedaan in een zaak waarbij de appellant betrokken was, maar het hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard. De Afdeling oordeelde dat het hogerberoepschrift pas op 27 mei 2025 was ontvangen, wat ruimschoots na de wettelijke termijn van zes weken was. De appellant had verklaard dat de uitspraak naar zijn voormalige adres was verzonden, maar de Afdeling achtte deze reden niet voldoende om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De verantwoordelijkheid voor het doorgeven van adreswijzigingen ligt bij de appellant zelf, en hij had niet aangetoond dat hij zijn adres tijdig had doorgegeven aan de rechtbank. Daarnaast werd bepaald dat het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door Staatsraad mr. C.H. Bangma, met mr. C. Kouidar als griffier.