202201923/5/R3.
Datum uitspraak: 14 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van:
[verzoekers], beiden wonend in Schiermonnikoog,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Schiermonnikoog,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 februari 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Verbrede reikwijdte Schiermonnikoog - Dorp" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 16 juli 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Verbrede reikwijdte Schiermonnikoog - Dorp" opnieuw gewijzigd vastgesteld (hierna: het herstelbesluit). Onder meer [verzoekers] hebben naar aanleiding van dit herstelbesluit een zienswijze naar voren gebracht.
Onder meer [verzoekers] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak 202201923/1/R3 samen met de zaken nrs. 202405622/1/R3 en 202405379/1/A2 op zitting behandeld op 22 september 2025, waar onder meer [verzoekers], bijgestaan door mr. B.M. Brandenburg-Stroo, en de raad, vertegenwoordigd door mr. I. van der Meer, advocaat in Leeuwarden, en H. de Muinck, zijn verschenen.
[verzoekers] hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Aan dit verzoek is zaaknummer 202201923/5/R3 toegekend.
Overwegingen
1. De voorzieningenrechter acht zich op basis van de dossierstukken en het verhandelde op de zitting van 22 september 2025 voldoende voorgelicht om uitspraak te kunnen doen op het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter doet daarom uitspraak zonder zitting met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb.
2. [verzoekers] bewonen de woning aan de [locatie] op Schiermonnikoog. Aan deze woning is in het herstelbesluit de bestemming "Wonen" met de aanduiding "overige zone - voorwaardelijk recreatief gebruik 2" toegekend. In de planregels van het herstelbesluit is, voor zover in dit verband relevant, het volgende bepaald:
"Artikel 28 Wonen
[…]
28.5.1. Specifieke gebruiksverboden
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in elk geval gerekend:
a. […];
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van recreatieve bewoning, met uitzondering van het op grond van lid 28.1 toegestane gebruik;
[…].
28.5.2 Uitsterfregeling 'overige zone - voorwaardelijk recreatief gebruik'
[…]
28.5.3 Uitsterfregeling 'overige zone - voorwaardelijk recreatief gebruik 2'
In afwijking van het gestelde in lid 28.5.1 onder b is recreatieve bewoning ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijk recreatief gebruik 2' toegestaan. Indien er op de eerste dag van de 13e week na het onherroepelijk worden van het plan, sprake is van permanente bewoning, dan mag recreatieve bewoning niet meer worden hervat. Recreatieve bewoning mag ook niet worden hervat, indien deze voor een periode van meer dan 12 aaneengesloten maanden na inwerkingtreding van het plan, is gestaakt."
3. Op de zitting van 22 september 2025 is komen vast te staan dat de redactie van artikel 28.5.3 van de planregels tot rechtsonzekerheid leidt, zoals ook door [verzoekers] in hun verzoek om voorlopige voorziening is betoogd. In dit artikel zijn twee verschillende peilmomenten opgenomen.
Allereerst is bepaald dat "indien er op de eerste dag van de 13e week na het onherroepelijk worden van het plan, sprake is van permanente bewoning, dan mag recreatieve bewoning niet meer worden hervat". Wanneer het herstelbesluit onherroepelijk wordt is afhankelijk van wanneer de Afdeling einduitspraak doet in de beroepsprocedure over het herstelbesluit.
Daarnaast is in artikel 28.5.3 van de planregels ook bepaald dat "recreatieve bewoning ook niet mag worden hervat, indien deze voor een periode van meer dan 12 aaneengesloten maanden na inwerkingtreding van het plan, is gestaakt". Omdat naar aanleiding van het herstelbesluit geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, is het herstelbesluit op grond van artikel 3.8, vijfde lid, van de Wet ruimtelijke ordening inwerking getreden met ingang van de dag na die waarop de beroepstermijn is afgelopen.
Daarmee bevat artikel 28.5.3 van de planregels twee verschillende peilmomenten. Het tweede genoemde peilmoment dat "recreatieve bewoning ook niet mag worden hervat, indien deze voor een periode van meer dan 12 aaneengesloten maanden na inwerkingtreding van het plan, is gestaakt" is blijkens het besprokene op de zitting in de planregels opgenomen om ervoor te zorgen dat ook wanneer in de toekomst de recreatieve bewoning voor een periode langer dan 12 aaneengesloten maanden is gestaakt, de recreatieve bewoning niet mag worden hervat. Blijkens het verhandelde op de zitting had bij dit tweede peilmoment volgens de raad, net als bij het eerste peilmoment, bij nader inzien moeten worden verwezen naar het onherroepelijk worden van het plan in plaats van de inwerkingtreding van het plan.
De raad heeft met andere woorden beoogd de eerste keuzemogelijkheid te laten eindigen op de eerste dag van de 13e week na het onherroepelijk worden van het herstelbesluit. Het herstelbesluit wordt onherroepelijk als de Afdeling einduitspraak heeft gedaan in de procedure over het herstelbesluit. Wordt een woning waaraan de aanduiding "overige zone - voorwaardelijk recreatief gebruik 2" is toegekend dan permanent bewoond, dan mag recreatieve bewoning niet meer worden hervat. Voor de toekomst geldt vervolgens dat recreatieve bewoning ook niet meer mag worden hervat indien deze voor een periode van meer dan 12 aaneengesloten maanden na het onherroepelijk worden van het herstelbesluit, is gestaakt.
Omdat dit niet goed in artikel 28.5.3 van de planregels is geregeld en deze planregel ook zo zou kunnen worden uitgelegd dat de keuze tussen recreatieve en permanente bewoning al voor het eerst moet worden gemaakt binnen 12 maanden na de inwerkingtreding van het herstelbesluit, welke termijn zal verstrijken voordat de Afdeling uitspraak doet in de beroepsprocedure over onder meer het herstelbesluit, ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek toe te wijzen en een voorlopige voorziening te treffen. Deze voorlopige voorziening is opgenomen in de beslissing van deze uitspraak.
4. De raad moet de proceskosten van [verzoekers] vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. treft de voorlopige voorziening dat in artikel 28.5.3 van de planregels van het op 16 juli 2024 vastgestelde bestemmingsplan "Verbrede reikwijdte Schiermonnikoog - Dorp" de zinssnede "inwerkingtreding van het plan" wordt gewijzigd in "het onherroepelijk worden van het plan". Dit artikel komt daarmee bij wijze van voorlopige voorziening als volgt te luiden:
"In afwijking van het gestelde in lid 28.5.1 onder b is recreatieve bewoning ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijk recreatief gebruik 2' toegestaan. Indien er op de eerste dag van de 13e week na het onherroepelijk worden van het plan, sprake is van permanente bewoning, dan mag recreatieve bewoning niet meer worden hervat. Recreatieve bewoning mag ook niet worden hervat, indien deze voor een periode van meer dan 12 aaneengesloten maanden na het onherroepelijk worden van het plan, is gestaakt."
Deze voorlopige voorziening geldt totdat de Afdeling einduitspraak heeft gedaan in de procedure over het bestemmingsplan "Verbrede reikwijdte Schiermonnikoog - Dorp" dan wel tot de inwerkingtreding van een eventueel eerder door de raad vastgesteld herstelbesluit waarin de redactie van artikel 28.5.3 van de planregels van het op 16 juli 2024 vastgestelde herstelbesluit door de raad is gewijzigd;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Schiermonnikoog tot vergoeding van bij [verzoekers] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 907,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
III. gelast dat de raad van de gemeente Schiermonnikoog aan [verzoekers] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F.C. van Zuijlen, griffier.
w.g. Hoekstra
voorzieningenrechter
w.g. Van Zuijlen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2025
810