ECLI:NL:RVS:2025:4926

Raad van State

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
202404960/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de weigering van de minister van Financiën om een schuld van een gedupeerden van de toeslagenaffaire over te nemen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de rechtbank de weigering van de minister van Financiën om een schuld van [appellante] over te nemen, heeft bevestigd. De minister had op 11 oktober 2022 besloten om de aanvraag van [appellante] voor overname van een schuld aan Shop2Max B.V. van € 8.159,03 af te wijzen. Deze schuld was ontstaan uit een huurovereenkomst voor een auto die [appellante] op 1 januari 2019 had afgesloten. De minister weigerde de overname omdat de schuld niet was vastgelegd in een notariële akte, wat vereist is voor informele schulden volgens de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had geoordeeld dat de schuld niet kwalificeerde als een zakelijke schuld, maar als een informele schuld, omdat het verhuren van auto’s niet als een normaal onderdeel van de bedrijfsvoering van Shop2Max kan worden beschouwd. De rechtbank bevestigde dat er geen bewijs was dat de schuld vóór 1 juni 2021 opeisbaar was, wat ook een voorwaarde is voor overname onder de Wht. Het hoger beroep van [appellante] werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

202404960/1/A2.
Datum uitspraak: 15 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost­-Brabant van 31 juli 2024 in zaak nr. 23/1236 in het geding tussen:
[appellante]
en
de minister van Financiën, namens deze de Programmadirecteur Schulden (de Afdeling begrijpt: de minister van Financiën).
Procesverloop
Bij besluit van 11 oktober 2022 heeft de minister geweigerd een schuld van [appellante] over te nemen.
Bij besluit van 14 april 2023 heeft de minister het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 juli 2024 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 5 september 2025, waar [appellante], bijgestaan door mr. L.L. Ross, advocaat in Tilburg, en de minister, vertegenwoordigd door mr. drs. A. Dieves-Stein en mr. S.N. Ishak, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Deze uitspraak gaat over een besluit op grond van de regeling voor overneming en betaling van private schulden die is opgenomen in de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: de Wht).
2.       In hoofdstuk 4 van de Wht is geregeld onder welke voorwaarden gedupeerden in aanmerking komen voor het overnemen en betalen van private schulden. Uit artikel 4.1, tweede lid, van de Wht volgt dat het bij schulden die worden overgenomen moet gaan om schulden die zijn ontstaan na 31 december 2005, die vóór 1 juni 2021 opeisbaar waren en die niet zijn voldaan op het tijdstip waarop de aanvraag wordt gedaan. In artikel 4.1, derde lid, is bepaald welke geldschulden en kosten worden overgenomen. Daartoe behoort, zoals blijkt uit artikel 4.1, derde lid, aanhef en onder b, van de Wht onder meer een informele private schuld, indien die is vastgelegd in een notariële akte, of waarvan blijkt uit een rechterlijke uitspraak indien de daaraan voorafgaande ingebrekestelling of het daaraan voorafgaande verzoekschrift dateert van voor 1 juni 2021.
3.       [appellante] is een gedupeerde van de toeslagenaffaire. Zij heeft verzocht om overname van een aantal schulden. In hoger beroep is in geschil of een schuld aan Shop2Max B.V. van € 8.159,03 moet worden overgenomen. De schuld zie op een huurovereenkomst voor een auto, die [appellante] heeft afgesloten op 1 januari 2019 met Shop2Max B.V. [appellante] heeft deze auto gehuurd omdat zij een auto nodig had, maar haar eigen auto niet langer kon financieren door schuldenproblematiek als gevolg van de toeslagenaffaire.
4.       De minister heeft bij besluit van 11 oktober 2022 de aanvraag afgewezen. Bij besluit van 14 april 2023 heeft de minister het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de schuld niet is vastgelegd in een notariële akte, wat is vereist bij een informele schuld. De minister heeft de schuld als een informele schuld gekwalificeerd omdat Shop2Max de huurauto niet heeft verhuurd aan [appellante] als onderdeel van de normale uitoefening van haar bedrijfsvoering. Shop2Max heeft daarbij volgens het Belgische Staatsblad, een equivalent van de Nederlandse Kamer van Koophandel, ten doel: "groothandel, kleinhandel, invoer en uitvoer en tussenhandel in allerhande kleding en bijbehorende accessoires, dit in de ruimste zin van het woord, zonder dat deze opsomming als beperkend mag aanzien worden". Verder was de schuld niet opeisbaar vóór 1 juni 2021, omdat niet is gebleken dat Shop2Max ook daadwerkelijk stappen heeft ondernomen om terugbetaling van de schuld te bevorderen.
Uitspraak van de rechtbank
5.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister de schuld aan Shop2Max terecht niet heeft overgenomen. De rechtbank volgt [appellante] daarbij niet in haar standpunt dat geen sprake is van een informele private schuld maar van een zakelijke schuld. Er is niet gebleken dat het verhuren van auto’s aan consumenten een vast onderdeel is van de normale bedrijfsvoering van Shop2Max. Uit de verklaring van [appellante] op zitting kan worden opgemaakt dat de huurovereenkomst juist is aangegaan omdat de eigenaar van het bedrijf haar wilde helpen. Bovendien blijkt van een vermenging met de privésfeer, omdat de ex-partner van [appellante] de overeenkomst namens Shop2Max heeft ondertekend en vanaf 1 juli 2019 de vaste vertegenwoordiger van de zaakvoerder-vennootschap in Shop2Max is. Omdat er geen notariële akte van de schuld is, heeft de minister de overname van de schuld terecht afgewezen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de minister terecht aanneemt dat de schuld niet opeisbaar was vóór 1 juni 2021. In de huurovereenkomst is wel een huurprijs opgenomen en een beding over opeisbaarheid bij achterstallige betalingen, maar [appellante] heeft op zitting verklaard dat zij de huurprijs niet hoefde te betalen. Bovendien zijn er geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de schuld opeisbaar was vóór 1 juni 2021. [appellante] heeft weliswaar verklaard dat Shop2Max haar telefonisch heeft aangesproken op het terugbetalen van de schuld, maar de schuldeiser heeft op 9 september 2022 verklaard dat hij [appellante] niet eerder heeft gesommeerd dan op 22 maart 2022.
Hoger beroep
Informele schuld
6.       [appellante] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de minister ten onrechte haar schuld aan Shop2Max heeft gekwalificeerd als informele schuld. De schuld dient als een zakelijke overeenkomst te worden bezien. Uit het uittreksel uit de Kamer van Koophandel blijkt dat Shop2Max ook tot doel heeft om andere roerende zaken te verhuren. Het verhuren van auto’s behoort dus tot de doelstelling van het bedrijf. Als een activiteit die in de doelomschrijving staat wordt verricht, is per definitie sprake van een ondernemingsactiviteit. Om een rechtshandeling als een zakelijke handeling te kwalificeren, is niet vereist dat deze meermaals wordt verricht. [appellante] heeft geen persoonlijke band met Shop2Max, en zij was zich er niet van bewust dat zij een overeenkomst aanging die door haar ex-partner was ondertekend.
7.       Zoals is overwogen onder 2, is in artikel 4.1, derde lid, van de Wht opgenomen welke geldschulden en kosten worden overgenomen, voor zover deze tevens voldoen aan de vereisten van artikel 4.1, tweede lid, van de Wht. Daaruit volgt dat schulden die zijn ontstaan door een in de normale uitoefening van een beroep of bedrijf verrichte rechtshandeling van de schuldeiser worden overgenomen. Deze schulden worden ook wel formele schulden genoemd. Voor zover de schulden niet zijn ontstaan door een in de normale uitoefening van een beroep of bedrijf verrichte rechtshandeling van de schuldeiser, is aanvullend vereist dat de schuld is vastgelegd in een notariële akte, of blijkt uit een rechterlijke uitspraak. Deze schulden worden ook wel informele schulden genoemd.
7.1.    De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de minister de schuld van [appellante] aan Shop2Max terecht heeft gekwalificeerd als informele schuld. [appellante] dient, omdat zij een aanvraag heeft gedaan, aannemelijk te maken dat haar aanvraag voldoet aan de voorwaarden die daarvoor gelden. Anders dan [appellante] betoogt, volgt niet reeds uit het overgelegde uittreksel dat het verhuren van auto’s behoort tot de normale bedrijfsuitoefening van Shop2Max. Zoals de rechtbank heeft geoordeeld, heeft [appellante] niet aannemelijk gemaakt dat het verhuren van een auto behoort tot de normale uitoefening van een beroep of bedrijf van Shop2Max.
Het betoog slaagt niet.
Opeisbaarheid
8.       [appellante] heeft op de zitting bij de Afdeling aangevoerd dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de schuld opeisbaar was.
8.1.    Omdat de schuld alleen al gelet op wat is overwogen onder 7.1 niet voldoet aan de vereisten die de Wht stelt aan de overname daarvan, komt de Afdeling niet meer toe aan de bespreking van deze hoger beroepsgrond.
Conclusie
9.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank zal worden bevestigd.
10.     De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, voorzitter, en mr. B. Meijer en mr. H. Benek, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.S. de Jong, griffier.
w.g. Den Ouden
voorzitter
w.g. De Jong
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2025
1014