202400720/1/A2.
Datum uitspraak: 15 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
DVS'33 Ermelo, gevestigd in Ermelo,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 december 2023 in zaak nr. 22/5967 in het geding tussen:
DVS'33 Ermelo
en
de minister voor Langdurige Zorg en Sport (thans: de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport; hierna: de minister).
Procesverloop
Bij besluit van 30 augustus 2022 heeft de minister de tegemoetkoming van DVS'33 Ermelo voor de periode april tot en met juni 2021 op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming amateurorganisaties en verhuurders sportaccommodaties COVID-19 (hierna: de TASO 2021) vastgesteld op nihil en het verstrekte voorschot van € 21.000,- van DVS'33 Ermelo teruggevorderd.
Bij besluit van 21 november 2022 heeft de minister het door DVS'33 Ermelo daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 december 2023 heeft de rechtbank het door DVS'33 Ermelo daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft DVS'33 Ermelo hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 augustus 2025, waar DVS'33 Ermelo, vertegenwoordigd door zijn bestuurder [gemachtigde], en de minister, vertegenwoordigd door mr. E.S. Fakili, mr. A.F. Bosma, W. Schaling en M. Veldman, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De voor deze zaak relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Inleiding
2. DVS’33 Ermelo is een voetbalvereniging met volledige rechtsbevoegdheid. De stichting Businessclub DVS’33 Ermelo (hierna: de stichting) is aan DVS’33 Ermelo gelieerd. Zij heeft volgens haar statuten het doel om binnen het verband van DVS’33 Ermelo de voetbalsport op het hoogst mogelijke amateurniveau te bevorderen en een gezonde financiële huishouding van DVS’33 Ermelo te bevorderen en ondersteunen. Dit doel probeert de stichting onder meer te bereiken door het eerste seniorenelftal van DVS’33 Ermelo financieel te adopteren en daartoe contracten aan te gaan met spelers. Op grond van deze contracten krijgen de spelers, wegens de zomerstop in juni en juli, betaald voor de maanden augustus tot en met mei. De stichting en DVS’33 Ermelo stellen jaarlijks een geconsolideerde jaarrekening op.
3. DVS’33 Ermelo heeft een tegemoetkoming ontvangen voor de lonen van de trainers en de kantinebeheerder op grond van de vierde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (hierna: de NOW) en op grond van de Regeling tegemoetkoming vaste lasten (hierna: de TVL).
4. De stichting heeft op grond van de NOW een aanvraag gedaan voor een tegemoetkoming in de loonkosten van de contractspelers. Deze aanvraag is afgewezen, omdat in het kader van de NOW wordt gekeken naar de referentiemaand juni 2020 en de stichting in die maand geen loonkosten heeft gehad. De stichting is tevergeefs tot in hoger beroep tegen deze afwijzing opgekomen (zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 5 april 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:646). 5. DVS’33 Ermelo heeft op 28 juli 2021 op grond van de TASO 2021 een aanvraag om een tegemoetkoming in de loonkosten van de contractspelers over de periode april tot en met juni 2021 ingediend.
Bij besluit van 24 november 2021 heeft de minister deze aanvraag gehonoreerd en DVS’33 Ermelo een tegemoetkoming van € 21.000,- toegekend.
Bestreden besluitvorming en aangevallen uitspraak
6. Bij besluit van 30 augustus 2022, dat is gehandhaafd bij besluit van 21 november 2022, heeft de minister de tegemoetkoming vastgesteld op nihil en het uitgekeerde voorschot van € 21.000,- van DVS’33 Ermelo teruggevorderd. Volgens de minister heeft DVS’33 Ermelo al een tegemoetkoming voor loonkosten van haar medewerkers gehad op grond van de NOW en de TVL. De loonkosten van de contractspelers zijn niet door DVS’33 Ermelo gemaakt, maar door de stichting. DVS’33 Ermelo en de stichting zijn twee afzonderlijke juridische entiteiten, ook al wordt hiervoor één geconsolideerde jaarrekening opgesteld. Dit betekent dat een tegemoetkoming voor deze loonkosten had moeten worden aangevraagd door de stichting, aldus de minister.
Over de vraag of de loonkosten van de stichting voor een tegemoetkoming op grond van de TASO 2021 in aanmerking komen, heeft de minister opgemerkt dat de stichting geen amateursportorganisatie is als bedoeld in artikel 1.1 van de TASO 2021. Zij biedt immers geen amateursport aan voor lokale gebruikers en de SBI-code is niet opgenomen in de bijlage die behoort bij artikel 1.1 van de TASO 2021. De stichting komt daarom niet in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van deze regeling, aldus de minister.
7. De rechtbank heeft het hiertegen gerichte beroep ongegrond verklaard.
8. DVS’33 Ermelo heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
Hoger beroep
9. DVS’33 Ermelo betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat zij schade lijdt als de personeelskosten van de stichting niet worden vergoed. Volgens de statuten van de stichting worden de salariskosten, die horen bij DVS’33 Ermelo, geadopteerd door de stichting en ontvangt DVS’33 Ermelo bij ontbinding van de stichting het eventuele positieve saldo. Nu de salariskosten van de voetballers niet geheel of gedeeltelijk op grond van een andere regeling zijn gecompenseerd en DVS’33 Ermelo hierdoor schade lijdt, voldoet DVS’33 Ermelo aan de voorwaarden van de TASO 2021. Daar komt bij dat DVS’33 Ermelo en de stichting volgens de KNVB-licentieregels één zijn, aldus DVS’33 Ermelo.
9.1. Artikel 6.2, eerste lid, van de TASO 2021 bepaalt dat voor een tegemoetkoming in aanmerking komt de financiële schade die de aanvrager als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19 in het tweede kwartaal van 2021 heeft geleden. Onder deze financiële schade vallen ingevolge het tweede lid van dit artikel ook personeelskosten die niet al geheel of gedeeltelijk op grond van - onder meer - de NOW zijn vergoed.
9.2. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de stichting en DVS’33 Ermelo twee afzonderlijke juridische entiteiten zijn met elk eigen rechten en plichten. Zowel DVS’33 Ermelo als de stichting is een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid. Daarnaast staan beide rechtspersonen onder een eigen nummer ingeschreven in het Handelsregister, hebben zij elk een eigen SBI-nummer en hebben zij ieder aparte statuten. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de loonkosten van de contractspelers niet door DVS’33 Ermelo, maar door de stichting zijn gemaakt. Dit betekent dat de rechtbank ook terecht heeft geoordeeld dat de door de stichting gemaakte loonkosten geen financiële schade vormen voor DVS’33 Ermelo.
Dat, naar DVS’33 Ermelo stelt, uit de statuten van de stichting volgt dat zij bij ontbinding van de stichting de eventuele baten van de stichting ontvangt, en zij daarom door het ontbreken van de tegemoetkoming wel degelijk financiële schade lijdt, leidt niet tot een ander oordeel. Dit zou immers gaan om schade die mogelijk in de toekomst door DVS’33 Ermelo wordt geleden, en niet om schade die zij in het tweede kwartaal van 2021 heeft geleden, als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de TASO 2021.
9.3. Het betoog slaagt niet.
10. Voor zover DVS’33 Ermelo op de zitting bij de Afdeling heeft betoogd dat zij wel recht zou hebben gehad op een tegemoetkoming op grond van de TASO 2021 als de spelers bij de vereniging in dienst waren geweest, overweegt de Afdeling ten overvloede dat dit betoog niet slaagt. Uit artikel 6.1, eerste lid, van de TASO 2021 volgt dat een tegemoetkoming alleen kan worden toegekend aan een amateursportorganisatie. In artikel 1.1 van de TASO 2021 is, voor zover hier van belang, bepaald dat een amateursportorganisatie als doelstelling heeft amateursport voor lokale gebruikers aan te bieden. In diezelfde bepaling is amateursport gedefinieerd als activiteiten op het gebied van sport die niet worden uitgeoefend in loondienst of als bezoldigde dienst. Hieruit volgt dat als de spelers in loondienst bij de vereniging waren geweest, de vereniging in zoverre niet als een amateursportorganisatie had kunnen worden aangemerkt en zij geen recht op een tegemoetkoming op grond van de TASO 2021 zou hebben gehad. Dat de vereniging, naar zij heeft gesteld, door de KNVB als amateursportorganisatie wordt gezien, maakt het voorgaande niet anders. De minister is bij de definitie van amateursport in de TASO 2021 niet aangesloten bij de uitleg die de KNVB aan het begrip amateursport geeft, maar bij de uitleg die in het normale spraakgebruik aan dit begrip wordt gegeven. De minister mocht dit doen.
11. Voor zover DVS’33 Ermelo heeft gesteld dat de stichting als amateursportorganisatie kan worden aangemerkt en zij daarom recht heeft op een tegemoetkoming op grond van de TASO 2021, overweegt de Afdeling ten overvloede dat ook dit betoog niet slaagt. Daargelaten dat de stichting geen aanvraag voor een dergelijke tegemoetkoming heeft ingediend, heeft de minister, gelet op wat hiervoor onder 10 is overwogen, zich terecht op het standpunt gesteld dat ook de stichting niet als amateursportorganisatie als bedoeld in de TASO 2021 kan worden aangemerkt, nu de spelers bij de stichting in loondienst zijn. Dit betekent dat ook de stichting geen recht op een tegemoetkoming op grond van de TASO 2021 zou hebben gehad, als zij een aanvraag zou hebben ingediend.
12. DVS’33 Ermelo betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de minister met de nihilstelling in strijd handelt met het gelijkheidsbeginsel, omdat andere rechtspersonen of verenigingen in dezelfde omstandigheden gunstiger worden behandeld dan zij. DVS’33 Ermelo verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:5877, waarin de rechtbank heeft vastgesteld dat de beslissing van de minister op grond van de TASO 2021 een fout was en de minister de verstrekte tegemoetkoming daarom niet mocht terugvorderen. DVS’33 Ermelo verwijst ook naar het feit dat de minister de aanvraag van DVS’33 Ermelo op grond van de TASO 2022 wel heeft toegekend. 12.1. Uit de uitspraak van de rechtbank Den Haag volgt dat de minister in die zaak had gesteld dat hij een fout had gemaakt, waardoor hij niet tot terugvordering van de uitgekeerde tegemoetkoming kon overgaan. In deze zaak heeft de minister geen fout gemaakt, maar heeft DVS’33 Ermelo bij de aanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt, waardoor ten onrechte een voorschot is verstrekt. Los daarvan strekt het gelijkheidsbeginsel volgens vaste rechtspraak niet zo ver dat een bestuursorgaan gemaakte fouten moet herhalen. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 22 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2792. 12.2. Over de aanvraag van DVS’33 Ermelo om een tegemoetkoming op grond van de TASO 2022 heeft de minister in de schriftelijke uiteenzetting terecht gesteld dat de voorwaarden van deze regeling niet dezelfde waren als de voorwaarden die op deze aanvraag van DVS’33 Ermelo van toepassing zijn. Op grond van de TASO 2022 werd gekeken naar omzetverlies, terwijl op grond van de TASO 2021 werd gekeken naar gemaakte kosten. Van gelijke gevallen is alleen al hierom geen sprake.
12.3. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
13. Het hoger beroep van DVS’33 Ermelo is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.
14. De minister hoeft de proceskosten van DVS’33 Ermelo niet te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. M.C. Stoové, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Ouwehand, griffier.
w.g. Den Ouden
voorzitter
w.g. Ouwehand
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2025
752
BIJLAGE
RELEVANTE REGELGEVING
Beleidsregel tegemoetkoming verhuurders sportaccommodaties COVID-19
Artikel 1.1 Begripsbepaling
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
amateursport: activiteiten op het gebied van sport die niet worden uitgeoefend in loondienst of als bezoldigde dienst, ongeacht of er een formele arbeidsovereenkomst is opgesteld tussen de sportbeoefenaar en de sportorganisatie;
amateursportorganisatie: een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid zonder winstoogmerk die als doelstelling heeft amateursport voor lokale gebruikers aan te bieden;
[…]
personeelskosten: de loonkosten voor personeel in dienst van de amateursportorganisatie en de inhuur van personeel;
Q1 2021: de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021;
Q2 2021: de periode van 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021;
Q4 2020: de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020;
[…]
Hoofdstuk 6. Tegemoetkoming amateursportorganisaties COVID-19: Q2 2021
Artikel 6.1. Verstrekking tegemoetkoming
1. De minister kan op aanvraag een tegemoetkoming verstrekken aan een amateursportorganisatie die in Q2 2021 ten minste 10% omzetverlies heeft geleden als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19.
2. Een amateursportorganisatie komt in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 6 indien de amateursportorganisatie:
a. een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid is;
b. geen winstoogmerk heeft; en
c. in het handelsregister staat ingeschreven met een SBI-code uit bijlage I.
3. Een amateursportorganisatie komt slechts eenmaal in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 6.
4. De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor een tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid, indien de aanvrager voor de financiële schade, bedoeld in artikel 6.2, reeds een subsidie ontvangt op grond van de TVL, tenzij de tegemoetkoming uitsluitend betrekking heeft op personeelskosten die niet reeds geheel of gedeeltelijk op grond van de NOW of de Tozo zijn gecompenseerd.
Artikel 6.2. Financiële schade
1. Voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, komt de financiële schade in aanmerking die de aanvrager als het gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19 in Q2 2021 heeft geleden.
2. De financiële schade die de aanvrager in Q2 2021 heeft geleden, wordt vastgesteld op grond van:
a. de doorlopende lasten gerelateerd aan de sportaccommodatie in eigendom of beheer van de aanvrager;
b. de personeelskosten die niet reeds geheel of gedeeltelijk op grond van de NOW of de Tozo zijn gecompenseerd;
c. de bondsafdrachten van de aanvrager; en
d. het kantineresultaat van de aanvrager.
Artikel 6.7. Vaststelling tegemoetkoming
1. De minister kan een steekproef uitvoeren voor de vaststelling van de tegemoetkoming.
2. Op verzoek van de minister toont de ontvanger van een tegemoetkoming na de verlening aan dat hij voldoet aan de voorwaarden uit hoofdstuk 6 van deze beleidsregel door het overleggen van:
a. een overzicht van de omzet van de amateursportorganisatie waaruit blijkt dat deze ten opzichte van de periode van 1 april 2019 tot en met 30 juni 2019 een omzetverlies van ten minste 10% heeft geleden in Q2 2021;
b. de facturen of contracten op naam van de amateursportorganisatie voor haar doorlopende lasten of personeelskosten;
c. de factuur op naam van de amateursportorganisatie of een schriftelijke mededeling van de sportbond aan de amateursportorganisatie waarin de hoogte van de bondsafdracht is genoemd;
d. indien een factuur of contract, bedoeld in onderdeel b, of een factuur of mededeling, bedoeld in onderdeel c, meer dan € 1.000 bedraagt, een betalingsbewijs, waaruit blijkt dat de amateursportorganisatie de doorlopende lasten, personeelskosten of bondsafdracht heeft betaald;
e. de jaarrekening van het laatst afgesloten boekjaar;
f. een overzicht van de loonkosten; en
g. een besluit tot toekenning van de tegemoetkoming of subsidie op grond van de TVL, de NOW en de Tozo.
3. Indien de tegemoetkoming niet binnen de steekproef als bedoeld in het eerste lid valt, wordt de tegemoetkoming uiterlijk 25 november 2022 ambtshalve vastgesteld tot ten hoogste het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd.
4. Indien de tegemoetkoming binnen de steekproef als bedoeld in het eerste lid valt, wordt de tegemoetkoming binnen dertien weken na ontvangst van de gegevens als bedoeld in het tweede lid, onder a tot en met g, vastgesteld tot ten hoogste het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd.