202400427/1/A3.
Datum uitspraak: 15 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], verblijvend in [plaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 17 november 2023 in zaken nrs. 22/1830 en 22/1834 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Asten.
Procesverloop
Op 28 oktober 2021 heeft het college gereageerd op twee verzoeken om informatie van [appellant].
Bij twee afzonderlijke besluiten van 4 juli 2022 heeft het college de door [appellant] daartegen gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 17 november 2023 heeft de rechtbank de door [appellant] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juli 2025, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door D.C.J.H. van Gerven en T.A.C.I. Luijben, zijn verschenen.
Overwegingen
Verzoek van 5 september 2021
Inleiding
1. Op 5 september 2021 heeft [appellant] het volgende verzoek bij het college ingediend:
"Bij deze verzoeken wij u de volgende gegevens te overleggen:
1: Het bestemmingsplan (of plannen) "buitengebied" asten, waarin voor de eerste keer in de geschiedenis een maximale (vergunningsvrije) erfafscheidingshoogte van 150CM vermeld staat.
2: stukken waaruit blijkt wat de maximale hoogte is van een omheining, hekwerk, en toegangspoort in het buitengebied (perceel p1259) in 2017.
3: stukken waaruit blijkt wat de maximale hoogte van een toegangspoort was in 2002.(perceel P1259)
4: stukken waaruit blijkt wat de maximale hoogte van een toegangspoort en erfafscheiding was in 1992, van perceel P1259,"
1.1. Het college heeft het bezwaar van [appellant] bij het besluit van 4 juli 2022 niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit bezwaar niet is gericht tegen een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Volgens het college kan het verzoek om informatie van [appellant] niet als een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) worden aangemerkt, maar als een algemeen verzoek om informatie dat betrekking heeft op gegevens uit bestemmingsplannen en regelgeving die al actief openbaar zijn gemaakt. Tegen een reactie op een algemeen verzoek om informatie, zoals die in de brief van 28 oktober 2021, staat volgens het college geen rechtsmiddel op grond van de Awb open.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college het bezwaar van [appellant] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat het verzoek van [appellant] van 25 oktober 2021, gelet op de aard en de inhoud daarvan, moet worden aangemerkt als een algemeen informatieverzoek en niet als een Wob-verzoek. Aan dat oordeel kan niet afdoen dat [appellant] in de aanhef van zijn verzoek heeft vermeld dat het een Wob-verzoek betreft.
Hoger beroep
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zijn verzoek om informatie moet worden aangemerkt als een algemeen informatieverzoek en niet als een Wob-verzoek.
3.1. De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het bezwaar van [appellant] niet-ontvankelijk is. Hiertoe overweegt zij dat het verzoek van [appellant] van 25 oktober 2021, gelet op de aard en de inhoud daarvan, moet worden aangemerkt als een algemeen informatieverzoek en niet als een Wob-verzoek. Het verzoek heeft namelijk betrekking op gegevens uit bestemmingsplannen en regelgeving die al actief openbaar zijn gemaakt.
Het betoog slaagt niet.
Verzoek van 25 augustus 2021
Inleiding
4. Op 25 augustus 2021 heeft [appellant] op grond van de Wob verzocht om foto’s in digitale vorm die in een handhavingsrapport van de gemeente Asten staan. Het verzoek luidt:
"Uw gemeente beschikt over digitale bestanden die te maken hebben met een handhavingscontrole.
Bij deze vragen wij u de complete digitale bestanden te overleggen die de gegevens bevatten om de beelden zichtbaar te maken gebruikt in rapport handhaving 22-1-2019,(waarvan afbeeldingen zijn gebruikt) mbt de grondstukken sectie P 1259-1260-1264.
Bedoeld worden de complete bestanden die zijn vastgelegd in de opslagmedia (geheugen) van de camera van de toezichthouder de bestanden in origineel formaat zoals die vastgelegd zijn op voornoemde datum, 'op voornoemde percelen.
als gegevensdrager is het wenselijk een SD kaart te gebruiken, op verzoek laten wij die naar de gemeente brengen (in originele ongeopende verpakking), of i.v.m. digitale veiligheid kan het er ook een zijn van de bij uw gemeentehuis gelegen Hema vestiging Waarvoor wij de kosten dragen."
4.1. Het college heeft het bezwaar van [appellant] bij het besluit van 4 juli 2022 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het Wob-verzoek van [appellant] moet worden aangemerkt als een herhaald verzoek. Volgens het college heeft [appellant] eerder, bij brief van 26 januari 2021, verzocht om digitale beelden en heeft hij daarbij hetzelfde controlerapport van 22 januari 2019 en dezelfde percelen vermeld als in zijn brief van 25 augustus 2021. Naar aanleiding van het verzoek van 26 januari 2021 heeft het college op 21 juli 2021 een besluit genomen, waarbij aan [appellant] een usb-stick met digitale beelden en de metadata zijn verstrekt. Volgens het college zijn hiermee alle gegevens die [appellant] op 25 augustus 2021 heeft gevraagd al openbaar gemaakt en kan die informatie niet nogmaals openbaar worden gemaakt. Het verzoek van [appellant] is daarom niet gericht op een nieuw rechtsgevolg, waardoor geen sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb waartegen bezwaar open staat.
Uitspraak van de rechtbank
5. De rechtbank heeft geoordeeld dat, gelet op de reikwijdte van de door [appellant] ingediende verzoeken, het standpunt van het college dat de door [appellant] gevraagde informatie al eerder is verstrekt en dat er niet meer informatie onder het college berust, niet ongeloofwaardig is. Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de door [appellant] gevraagde gegevens al eerder openbaar zijn gemaakt. Het college heeft daarom het bezwaar van [appellant] terecht niet-ontvankelijk verklaard, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
6. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de door hem gevraagde informatie al eerder is verstrekt. Hiertoe voert hij aan dat op de pdf-bestanden die hij eerder op 21 juli 2021 van het college via een usb-stick heeft ontvangen niet alle informatie staat. Zo ontbreken volgens hem onder meer het tijdstip, de JPEG-nummers en de grootte van de foto’s. Met zijn verzoek van 25 augustus 2021 heeft [appellant] deze ontbrekende informatie opgevraagd. [appellant] wil met de ontbrekende informatie aantonen dat de foto’s die op 21 juli 2021 openbaar zijn gemaakt, bewerkt zijn en dat er meer foto’s zijn die het college nog niet openbaar heeft gemaakt.
6.1. De Afdeling stelt vast dat [appellant] in zijn verzoek van 25 augustus 2021 heeft verzocht om foto’s die hij eerder op 21 juli 2021 in pdf-bestanden heeft ontvangen, maar dan in digitale vorm. Met deze foto’s wil [appellant] een digitaal onderzoek verrichten. Het college stelt zich op het standpunt dat alle foto’s op 21 juli 2021 openbaar zijn gemaakt en dat, anders dan [appellant] stelt, niet meer foto’s aanwezig zijn en dat deze foto’s ook niet zijn bewerkt. Verder heeft het college op de zitting bij de Afdeling opgemerkt dat foto’s in een pdf-bestand minder makkelijk bewerkt kunnen worden dan in digitale vorm.
6.2. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat het college voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat niet meer foto’s onder hem berusten en dat de eerder geopenbaarde foto’s niet zijn bewerkt.
Dan blijft over de vraag of het college de foto’s op de door [appellant] gevraagde wijze - in volledig digitale vorm met alle metadata - openbaar moet maken. Het college heeft naar aanleiding van het verzoek van 26 januari 2021 op 21 juli 2021 besloten de gevraagde informatie te verstrekken. Dat is gebeurd door deze informatie aan [appellant] via een usb-stick met pdf-bestanden van de foto’s en de metadata te verstrekken. Met de verstrekking van de informatie op een usb-stick met pdf-bestanden heeft het college gekozen voor een wijze van informatieverstrekking als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a van de Wob. Het verzoek van [appellant] van 25 augustus 2021 om de foto’s digitaal te verstrekken is een verzoek om de foto’s op een andere wijze openbaar te maken dan bij het besluit van 21 juli 2025 is gebeurd. De wijze van openbaarmaking van de foto’s had [appellant] in een bezwaarprocedure tegen dat besluit aan de orde kunnen stellen. Hij heeft geen bezwaar gemaakt, maar binnen de bezwaartermijn wel een nieuw verzoek ingediend. Naar het oordeel van de Afdeling had het college dit nieuwe verzoek moeten aanmerken als een bezwaarschrift dat zich tegen het besluit van 21 juli 2021 richt, meer in het bijzonder tegen de wijze waarop de informatie over de foto’s openbaar is gemaakt. Het college heeft het bezwaar van [appellant] daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard en moet op dat bezwaar een beslissing nemen. De Afdeling merkt in dit verband op dat als het college zou willen besluiten meer informatie openbaar te maken zij dat, anders dan [appellant] wil, ook kan doen door hem inzage te geven in de informatie.
Conclusie
7. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd, voor zover dit ziet op het beroep in zaak nr. 22/1834. Het besluit van het college van 4 juli 2022, kenmerk 2021088467, moet worden vernietigd. De Afdeling zal het college opdragen om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak met inachtneming daarvan een nieuw en inhoudelijk besluit op bezwaar te nemen.
8. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 17 november 2023 in zaak nrs. 22/1830 en 22/1834, voor zover dit ziet op het beroep in zaak nr. 22/1834;
III. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Asten van 4 juli 2022, kenmerk 2021088467;
IV. draagt het college van burgemeester en wethouders van Asten op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak met inachtneming daarvan een nieuw besluit op het bezwaar te nemen;
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Asten aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep en hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 647,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E. de Bakker, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Bakker
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2025
1031