ECLI:NL:RVS:2025:4936

Raad van State

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
202305610/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen last onder bestuursdwang opgelegd aan straatartiest in Roosendaal

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant], die zonder bekende vaste woonplaats in Roosendaal verblijft en daar op zijn trompet speelt. De burgemeester van Roosendaal heeft op 28 oktober 2022 een last onder bestuursdwang opgelegd aan [appellant] vanwege klachten over zijn trompetspel, dat als overlast werd ervaren. Eerder had de burgemeester al waarschuwingen gegeven en lasten opgelegd, maar deze bleken niet effectief. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van [appellant] ongegrond, waarop hij in hoger beroep ging. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 24 september 2025 behandeld. De rechtbank oordeelde dat [appellant] als straatartiest moet worden aangemerkt en dat hij artikel 2:9 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) overtrad door zonder ontheffing op openbare plaatsen op te treden. De rechtbank vond de inbreuk op de bewegingsvrijheid en artistieke vrijheid van [appellant] geoorloofd, gezien de belangen van de openbare orde. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de burgemeester geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202305610/1/A3.
Datum uitspraak: 15 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Roosendaal,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland­-West­-Brabant van 14 juli 2023 in zaak nr. 23/3373 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Roosendaal.
Procesverloop
Bij besluit van 28 oktober 2022 heeft de burgemeester aan [appellant] een last onder bestuursdwang opgelegd.
Bij uitspraak van 14 juli 2023 heeft de rechtbank, voor zover van belang, het door [appellant] hiertegen met toepassing van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 september 2025, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. Z. Yeral, advocaat in Roosendaal, en de burgemeester van Roosendaal, vertegenwoordigd door mr. J. Boujamid, M.N. Visser en T.J.M. de Rooij, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] verblijft zonder bekende vaste woonplaats in Roosendaal. Hij speelt daar, ook in de avond en nacht, in de binnenstad op zijn trompet. Wegens klachten over het gebruik van de trompet heeft de burgemeester [appellant] eerder gewaarschuwd dat sprake is van overtreding van artikel 2:9 van de Algemene Plaatselijke Verordening van Roosendaal (hierna: de APV). Omdat de burgemeester heeft geconstateerd dat de waarschuwing niet heeft geholpen, heeft hij eerder aan [appellant] bij besluiten van 27 mei 2022 en 22 juli 2022 lasten onder bestuursdwang opgelegd. Bij het nu voorliggende besluit van 28 oktober 2022 heeft de burgemeester de last van 22 juli 2022 ingetrokken en een nieuwe last onder bestuursdwang opgelegd. De last houdt in dat het [appellant] per direct niet is toegestaan om in bepaalde gebieden aanwezig te zijn terwijl hij in het bezit is van een muziekinstrument en dat het ook niet is toegestaan om in die gebieden onder meer als straatartiest op te treden. Bij overtreding van de last zal de trompet meegevoerd en opgeslagen worden. Omdat feitelijke bestuursdwang, bestaande uit de inbeslagname van de trompet, eerder een onvoldoende prikkel gaf, heeft de burgemeester nu tevens bepaald dat de kosten van de feitelijke uitvoering van de bestuursdwang op [appellant] zullen worden verhaald. Het hoger beroep gaat over dit besluit. Op 29 oktober 2022 is een trompet in beslag genomen en de burgemeester heeft de kosten van die bestuursdwang bij besluit van 23 december 2022 op [appellant] verhaald. De procedure gaat niet langer over dit besluit.
Uitspraak van de rechtbank
2.       De rechtbank heeft overwogen dat de burgemeester terecht heeft tegengeworpen dat [appellant], wanneer hij zonder ontheffing op openbare plaatsen op zijn trompet speelt, artikel 2:9, eerste lid, van de APV overtreedt. [appellant] valt namelijk onder de definitie van ‘straatartiest’ in het normale spraakgebruik, temeer als dat begrip, zoals nu, ruim moet worden uitgelegd omdat de APV de openbare orde beoogt te beschermen en het dus niet van belang is of een straatartiest voor zijn optreden wordt betaald. Verder heeft de rechtbank overwogen dat de inbreuk op de bewegingsvrijheid en artistieke vrijheid van [appellant], onder de gegeven omstandigheden en in het belang van de openbare orde, geoorloofd is. Daarbij betrekt de rechtbank dat [appellant] zich zonder trompet overal vrij mag bewegen en met trompet zich vrij mag bewegen in gebieden die de burgemeester niet heeft aangewezen. Ook heeft de rechtbank overwogen dat de last gelet op het geheel aan belangen evenredig is, onder meer omdat overleg met [appellant] en eerder aan hem opgelegde minder vergaande lasten onder bestuursdwang niet tot het gewenste effect hebben geleid en het bespelen van de trompet in de binnenstad tot overlast en daarmee klachten leidt.
Hoger beroep
3.       De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 12 tot en met 24 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. Zij voegt daaraan nog toe dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat [appellant] moet worden aangemerkt als straatartiest en dat hij artikel 2:9 van de APV heeft overtreden, nu hij herhaaldelijk zonder ontheffing als straatartiest heeft opgetreden. De vraag of hij hierbij overlast heeft veroorzaakt is voor het constateren van deze overtreding niet van belang. Overigens heeft de burgemeester, zoals ook de rechtbank heeft geconcludeerd, bij de belangenafweging wel mogen betrekken dat de wijze waarop [appellant] met zijn trompet in de openbare ruimte speelt tot veel klachten en overlast leidt. Dat er, zoals [appellant] stelt, ook mensen zijn die zijn muziek mooi vinden maakt dat niet anders.
Conclusie
4.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
5.       De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Sluis
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2025
802