ECLI:NL:RVS:2025:4940

Raad van State

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
202200170/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.T.J.M. Jurgens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgevingsvergunning voor het kappen van bomen in Veghel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Stichting Area tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had geoordeeld dat voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning vereist was, wat Stichting Area betwist. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 15 maart 2021 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad was verleend aan Stichting Area voor het kappen van twee bomen en het verplaatsen van één boom aan de Zeven Eikenlaan in Veghel. Belanghebbende, die tegenover het perceel woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de kap van de bomen, omdat hij vreest voor een aantasting van zijn woon- en leefklimaat. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond en vernietigde het besluit van het college. Stichting Area heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 7 november 2024. De Afdeling oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat voor het kappen van de bomen een vergunningplicht geldt. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van Stichting Area gegrond. De besluiten van het college van 14 januari 2022, 25 juli 2023 en 12 december 2024 worden vernietigd voor zover deze betrekking hebben op het kappen van de bomen en het verwijderen van de stobben. Het college wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van Stichting Area.

Uitspraak

202200170/1/R2.
Datum uitspraak: 15 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Stichting Area, gevestigd in Uden,
appellante,
tegen de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-­Brabant (hierna: de rechtbank) van 19 november 2021 in zaken nrs. 21/2553 en 21/2554 in het geding tussen:
[belanghebbende], wonend in Veghel, gemeente Meierijstad,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad.
Procesverloop
Bij besluit van 15 maart 2021 heeft het college aan Stichting Area een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van twee bomen en het verplaatsen van één boom aan de Zeven Eikenlaan ongenummerd in Veghel (hierna: het perceel).
Bij besluit van 29 april 2021 heeft het college aan Stichting Area een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van één boom op het perceel.
Bij besluit van 13 oktober 2021 heeft het college, naar aanleiding van het door [belanghebbende] tegen deze besluiten gemaakte bezwaar, de besluiten van 15 maart 2021 en 29 april 2021 herroepen.
Bij mondelinge uitspraak van 19 november 2021 heeft de rechtbank het door [belanghebbende] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 13 oktober 2021 vernietigd, het college opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen en de besluiten van 15 maart 2021 en 29 april 2021 geschorst tot twee weken na de bekendmaking van het nieuwe besluit op bezwaar.
Tegen deze uitspraak heeft Stichting Area hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 14 januari 2022 heeft het college geweigerd om aan Stichting Area een omgevingsvergunning te verlenen voor het verwijderen van de boomstobben en -wortels en het uitvoeren van een archeologisch proefsleuvenonderzoek op het perceel, omdat hiervoor geen vergunning nodig is.
[belanghebbende] heeft een zienswijze naar voren gebracht over dit besluit.
Bij besluit van 25 juli 2023, voor zover hier van belang, heeft het college het besluit van 14 januari 2022 ingetrokken en aan Stichting Area alsnog een omgevingsvergunning verleend voor het uitvoeren van werkzaamheden.
[belanghebbende] en Stichting Area hebben zienswijzen naar voren gebracht over dit besluit.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 7 november 2024, waar Stichting Area, vertegenwoordigd door mr. P.A. Kok, advocaat in Rotterdam, mr. L. de Jeu en [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. J.H.J. Maessen en J. de Wit, zijn verschenen. Verder is op de zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. A.A.P.M. Theunen, advocaat in Veghel, als partij gehoord.
Op de zitting heeft de Afdeling het college de gelegenheid geboden om na de zitting een nadere schriftelijke toelichting te geven.
Bij besluit van 12 december 2024 heeft het college, voor zover hier van belang, alsnog het door [belanghebbende] gemaakte bezwaar tegen de besluiten van 15 maart 2021 en 29 april 2021 ongegrond verklaard en het besluit van 25 juli 2023, onder aanvulling van de motivering, in stand gelaten.
[belanghebbende] heeft een zienswijze naar voren gebracht over dit besluit.
Stichting Area heeft een schriftelijke reactie gegeven
Met toestemming van partijen heeft de Afdeling afgezien van een nadere behandeling van de zaak op een zitting en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvragen om een omgevingsvergunning zijn ingediend op 8 februari 2021, 26 maart 2021. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Stichting Area heeft op 8 februari 2021 en 26 maart 2021 twee aanvragen ingediend voor het kappen van drie bomen op het perceel. Het college heeft aan Stichting Area eerder al een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van 15 appartementen en het aanleggen van een uitweg op deze locatie. Om dit bouwplan te realiseren is het nodig om de bomen te kappen.
2.1.    Bij besluiten van 15 maart 2021 en 29 april 2021 heeft het college de gevraagde omgevingsvergunningen verleend op grond van artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo, in samenhang gelezen met artikel 19, derde lid, van de Bomenverordening gemeente Meierijstad (hierna: de Bomenverordening 2018) en artikel 4:11 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Veghel 2012 (hierna: de APV Veghel 2012). Bij besluit van 13 oktober 2021 heeft het college deze besluiten herroepen, omdat voor het kappen van de bomen geen omgevingsvergunning nodig is. De kap van twee bomen (de moeraseik en de rode paardenkastanje) heeft inmiddels plaatsgevonden. De kap van de derde boom (de kleinbladige linde) bleek niet nodig en zal ook niet meer plaatsvinden.
2.2.    [belanghebbende] woont aan de [locatie] in Veghel, tegenover het perceel. Hij kan zich niet verenigen met de kap van de bomen, omdat hij vreest voor een aantasting van zijn woon- en leefklimaat.
2.3.    Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Uitspraak van de rechtbank
3.       De rechtbank heeft geoordeeld dat voor het kappen van de bomen een omgevingsvergunning nodig is op grond van artikel 19, derde lid, van de Bomenverordening 2018. Dit artikel moet namelijk zo worden uitgelegd dat daarin de tekst van hoofdstuk 4, afdeling 3, uit de APV Veghel 2012 is herhaald en ingelast. Met de vaststelling van de Bomenverordening 2018 zijn deze regels van de APV Veghel 2012 opnieuw vastgesteld.
Hoger beroep
4.       Stichting Area betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat voor het kappen van de bomen een vergunningplicht geldt. Op grond van de artikelen 3 en 5 van de Bomenverordening 2018 is namelijk alleen een vergunning nodig voor het vellen van beschermde houtopstanden die staan vermeld op de Groene Kaart of voor het vellen van specifiek aangewezen houtopstanden. De betreffende bomen staan niet vermeld op de Groene Kaart en zijn ook niet specifiek aangewezen als vergunningplichtig. Volgens Stichting Area valt bovendien nergens uit op te maken dat de raad de APV Veghel 2012 opnieuw en voor onbepaalde tijd heeft willen vaststellen in de zin van artikel 29 van de Wet Algemene regels herindeling (hierna: de Wet Arhi).
4.1.    Naar het oordeel van de Afdeling is het op grond van de Bomenverordening 2018 onder meer verboden om zonder omgevingsvergunning een boom te kappen als die boom is aangewezen op de Groene Kaart. Ten tijde van het besluit op bezwaar van 13 oktober 2021 was de Groene Kaart nog niet onherroepelijk. Dit betekent dat de overgangsbepaling van artikel 19, derde lid, van de Bomenverordening 2018 op de bomen van toepassing is.
4.2.    Ingevolge artikel 19, derde lid, van de Bomenverordening 2018 zijn de regels van hoofdstuk 4, afdeling 3, van de APV Veghel 2012 op het gebied van de voormalige gemeente Veghel van toepassing totdat de vastgestelde Groene Kaart onherroepelijk wordt. Ingevolge artikel 4:11 van de APV Veghel 2012 is een omgevingsvergunning vereist voor het vellen van houtopstanden.
4.3.    Op 1 januari 2017 vond een gemeentelijke herindeling plaats, waarbij de gemeenten Schijndel, Sint-Oedenrode en Veghel zijn gefuseerd tot de gemeente Meierijstad. Ingevolge artikel 28 van de Wet Arhi behouden de op de dag voorafgaande aan de datum van herindeling geldende gemeentelijke voorschriften twee jaar na die datum voor dat gebied hun rechtskracht. Na afloop van deze termijn komen de voorschriften te vervallen. De APV Veghel 2012 is daarom op 1 januari 2019 komen te vervallen.
4.4.    Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat hoofdstuk 4, afdeling 3, van de APV Veghel 2012 niet opnieuw geldend is geworden in de zin van artikel 29 van de Wet Arhi. Deze afdeling van de APV Veghel 2012 is namelijk alleen van toepassing verklaard op het gebied van de voormalige gemeente Veghel, en niet op het gehele gebied van de gemeente Meierijstad. Ingevolge artikel 29 van de Wet Arhi kan het bevoegde orgaan van de nieuwe gemeente voor afloop van de in artikel 28 bedoelde termijn een voorschrift als in dat artikel alleen voor het gehele gebied van de gemeente geldend verklaren en niet slechts voor een gedeelte. Ten tijde van het besluit op bezwaar van 13 oktober 2021 gold op grond van artikel 19, derde lid, van de Bomenverordening daarom geen vergunningplicht voor het kappen van de bomen. Dit betekent dat het college de gevraagde omgevingsvergunning terecht heeft geweigerd. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
Het betoog slaagt.
Conclusie hoger beroep
5.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Er zijn geen beroepsgronden die de rechtbank niet heeft besproken. Gelet op wat onder 4.4 is overwogen, is het beroep tegen het besluit van 13 oktober 2021 ongegrond.
Conclusie beroepen van rechtswege
6.       Bij besluiten van 14 januari 2022, 25 juli 2023, en 12 december 2024 heeft het college opnieuw beslist op het door [belanghebbende] gemaakte bezwaar tegen de besluiten van 15 maart 2021 en 29 april 2021. Door de vernietiging van de uitspraak van de rechtbank is de grondslag aan deze besluiten komen te ontvallen, zodat deze besluiten reeds daarom moeten worden vernietigd, waarbij geldt dat het besluit van 25 juli 2023 alleen wordt vernietigd voor zover het betrekking heeft op het kappen van de bomen en het verwijderen van de stobben.
Proceskosten
7.       Het college moet de proceskosten vergoeden.
Griffierecht
8.       De griffier van de Raad van State zal aan Stichting Area met toepassing van artikel 8:114 van de Algemene wet bestuursrecht het door haar betaalde griffierecht voor het hoger beroep terugbetalen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de aangevallen uitspraak;
III.      verklaart het door [belanghebbende] bij de rechtbank ingestelde beroep tegen het besluit van 13 oktober 2021 ongegrond;
IV.      vernietigt
-         het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad van 14 januari 2022;
-         het besluit van college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad van 25 juli 2023, voor zover dat besluit betrekking heeft op het kappen van de bomen en het verwijderen van de stobben;
-         het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad van 12 december 2024;
V.       veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad tot vergoeding van bij Stichting Area in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.814,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatige verleende rechtsbijstand.
VI.      bepaalt dat de griffier van de Raad van State aan Stichting Area het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 541,00 voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. Jurgens
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Graaff-Haasnoot
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2025
1092-531
Bijlage
Wettelijk kader:
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.2
1 Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om:
[…]
g. houtopstand te vellen of te doen vellen,
[…]
geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
Wet algemene regels herindeling
Artikel 28
De op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, voor een overgaand gebied geldende gemeentelijke voorschriften behouden gedurende twee jaren na die datum voor dat gebied hun rechtskracht, voor zover het bevoegde orgaan van de gemeente waaraan dat gebied is toegevoegd, deze voorschriften niet eerder vervallen verklaart.
Artikel 29
1. Het bevoegde orgaan van een nieuwe gemeente kan vóór afloop van de in artikel 28 bedoelde termijn een voorschrift als in dat artikel bedoeld voor het gehele gebied der gemeente geldend verklaren.
2. Op gelijke wijze maken burgemeester en wethouders van de nieuwe gemeente tijdig vóór afloop van de in artikel 28 bedoelde termijn bekend welke overige in dat artikel bedoelde voorschriften na afloop van die termijn voor het gehele gebied der gemeente zullen gelden.
Bomenverordening gemeente Meierijstad 2018
Artikel 19 Overgangsbepaling
[…]
3. Na inwerkingtreding van de verordening, gelden tot aan het onherroepelijk zijn van de vastgestelde Groene Kaart, voor de gebieden van de voormalige gemeenten Schijndel en Sint-Oedenrode, de regels van de Bomenverordening gemeente Schijndel 2012. Voor het gebied van de voormalige gemeente Veghel gelden tot aan het onherroepelijk zijn van de vastgestelde Groene Kaart, de regels van hoofdstuk 4, afdeling 3, ‘Het bewaren van houtopstanden’ Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Veghel 2012.
APV Veghel 2012
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag de houtopstanden te vellen of te doen vellen die staan vermeld op de door het college vastgestelde lijst van kapvergunningplichtige houtopstanden (Bomenlijst).
2. In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd op grond van:
a. de natuurwaarde van de houtopstand;
b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand; of
f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
[…]