ECLI:NL:RVS:2025:4988

Raad van State

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
202402130/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de niet-ontvankelijkheid van een aanvraag door de minister van Buitenlandse Zaken

Op 8 oktober 2025 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen de beslissing van de minister van Buitenlandse Zaken. De minister had op 17 november 2022 de aanvraag van de appellant niet in behandeling genomen. De appellant, die in Australië woont, heeft in hoger beroep zijn persoonlijke problemen uiteengezet, maar heeft niet kunnen aantonen wat er verkeerd is aan de overwegingen van de rechtbank. De rechtbank Den Haag had eerder op 6 februari 2024 het beroep van de appellant ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij zij zich aansluit bij de overwegingen van de rechtbank. De zitting vond plaats op 8 oktober 2025, waar de staatsraad mr. C.J. Borman als voorzitter optrad, bijgestaan door griffier mr. S. Langeveld en jurist mr. R.A. Nieuwenhuijzen. De minister was vertegenwoordigd door mr. L.H.T. Geuzendam. De uitspraak bevestigt dat de appellant niet heeft aangetoond dat de eerdere beslissing van de rechtbank onjuist was.

Uitspraak

202402130/1/A3.
Datum uitspraak: 8 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats] (Australië),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 februari 2024 in zaak nr. 23/2170 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Buitenlandse Zaken.
Openbare zitting gehouden op 8 oktober 2025 om 16:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.J. Borman, voorzitter
griffier: mr. S. Langeveld
jurist: mr. R.A. Nieuwenhuijzen
Verschenen:
De minister, vertegenwoordigd door mr. L.H.T. Geuzendam;
Bij besluit van 17 november 2022 heeft de minister de aanvraag niet in behandeling genomen.
Bij besluit van 2 februari 2023 is de minister daarbij gebleven.
Bij uitspraak van 6 februari 2024 heeft de rechtbank Den Haag het beroep ongegrond verklaard.
Het hoger beroep richt zich tegen deze uitspraak.
Beslissing:
De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak.
Gronden:
[appellant] heeft in hoger beroep uiteengezet welke persoonlijke problemen zij in haar leven heeft ervaren. Met deze uiteenzetting wordt echter niet aangegeven wat er verkeerd is aan de overwegingen waarop de rechtbank haar uitspraak baseert. De Afdeling sluit zich bij deze overwegingen aan.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Langeveld
griffier
317-1158