202504574/2/R4.
Datum uitspraak: 8 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
het college van gedeputeerde staten van Groningen en anderen (hierna tezamen en in enkelvoud: het college),
appellanten
en
de minister van Klimaat en Groene Groei,
verweerder.
Procesverloop
Het college heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van 10 juli 2025, waarbij het door hem gemaakte bezwaar tegen het besluit van 11 december 2024, waarin de minister heeft ingestemd met het verzoek van de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (hierna: NAM) tot verlenging van de productie uit gasveld Pieterzijl-Oost tot en met 2030, ongegrond is verklaard.
Overwegingen
1. De bepalingen van de Awb die in deze zaak van toepassing zijn, luiden:
Artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d: "Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
[…]."
d. de gronden van het bezwaar of beroep."
Artikel 6:6: "Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:
a. niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of
[…]
mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn."
Artikel 8:109, tweede lid: "Indien het bestuursorgaan hoger beroep heeft ingesteld en de aangevallen uitspraak in stand blijft, wordt van het bestuursorgaan een griffierecht geheven dat gelijk is aan het in het eerste lid onderdeel c, genoemde bedrag."
2. Het college heeft op 12 augustus 2025 een pro forma beroepschrift ingediend. Hij heeft de gronden van zijn beroepschrift niet vermeld. Bij aangetekend verzonden brief van 13 augustus 2025 is het college gewezen op dit verzuim en is hij tot en met 10 september 2025 in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen. Hierbij is vermeld dat wanneer het college van deze gelegenheid geen gebruik maakt, hij ervan moet uitgaan dat niet-ontvankelijkverklaring zal volgen en dat zijn zaak dan niet inhoudelijk wordt behandeld.
Het college heeft het verzuim niet tijdig hersteld. Pas op 15 september 2025, en dus te laat, heeft het college via Veilig Mailen verklaard dat de gronden nog niet waren ingediend vanwege de vakantieperiode en de daardoor afwezige ambtenaren, en verzocht om de termijn voor het nader aanvullen van de gronden te verlengen tot en met 1 oktober 2025. Dit te laat ingediende uitstelverzoek kan niet leiden tot het oordeel dat het niet tijdig aanvullen van de beroepsgronden om de genoemde redenen verschoonbaar is. Het komt voor risico van het college dat de beroepsgronden niet zijn ingediend. Ook anderszins is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat het college in verzuim is geweest met betrekking tot het niet indienen van de beroepsgronden.
3. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
4. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
II. bepaalt dat van het college van gedeputeerde staten van Groningen een griffierecht van € 385,00 wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. Klingers, griffier.
w.g. Ten Veen
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Klingers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2025
341
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Awb).
- Verzet moet schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak worden gedaan.
- In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met wat er in deze uitspraak staat.
- Als de indiener over het verzet door de Afdeling wil worden gehoord, moet dit in het verzetschrift worden gevraagd. De zitting gaat dan alleen over de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak waartegen uw verzet is gericht.