ECLI:NL:RVS:2025:4998

Raad van State

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
202504574/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A. ten Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep van het college van gedeputeerde staten van Groningen tegen het besluit van de minister van Klimaat en Groene Groei inzake de verlenging van de gasproductie uit gasveld Pieterzijl-Oost

Op 8 oktober 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin het college van gedeputeerde staten van Groningen beroep had ingesteld tegen een besluit van de minister van Klimaat en Groene Groei. Dit besluit, genomen op 10 juli 2025, verklaarde het bezwaar van het college tegen een eerder besluit van 11 december 2024 ongegrond. Dit eerdere besluit betrof de goedkeuring van de minister voor de verlenging van de gasproductie uit het gasveld Pieterzijl-Oost tot en met 2030, op verzoek van de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM). Het college diende op 12 augustus 2025 een pro forma beroepschrift in, maar verzuimde de gronden van het beroep te vermelden. Na een aanmaning op 13 augustus 2025 om het verzuim te herstellen, kreeg het college tot 10 september 2025 de tijd om dit te doen. Het college heeft deze termijn echter niet tijdig benut en diende pas op 15 september 2025 een uitstelverzoek in, dat te laat was. De Raad van State oordeelde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat het college niet had voldaan aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met betrekking tot het indienen van beroepsgronden. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van beroepsgronden en de gevolgen van verzuim in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

202504574/2/R4.
Datum uitspraak: 8 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
het college van gedeputeerde staten van Groningen en anderen (hierna tezamen en in enkelvoud: het college),
appellanten
en
de minister van Klimaat en Groene Groei,
verweerder.
Procesverloop
Het college heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van 10 juli 2025, waarbij het door hem gemaakte bezwaar tegen het besluit van 11 december 2024, waarin de minister heeft ingestemd met het verzoek van de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (hierna: NAM) tot verlenging van de productie uit gasveld Pieterzijl-Oost tot en met 2030, ongegrond is verklaard.
Overwegingen
1.       De bepalingen van de Awb die in deze zaak van toepassing zijn, luiden:
Artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d: "Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
[…]."
d. de gronden van het bezwaar of beroep."
Artikel 6:6: "Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:
a. niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of
[…]
mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn."
Artikel 8:109, tweede lid: "Indien het bestuursorgaan hoger beroep heeft ingesteld en de aangevallen uitspraak in stand blijft, wordt van het bestuursorgaan een griffierecht geheven dat gelijk is aan het in het eerste lid onderdeel c, genoemde bedrag."
2.       Het college heeft op 12 augustus 2025 een pro forma beroepschrift ingediend. Hij heeft de gronden van zijn beroepschrift niet vermeld. Bij aangetekend verzonden brief van 13 augustus 2025 is het college gewezen op dit verzuim en is hij tot en met 10 september 2025 in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen. Hierbij is vermeld dat wanneer het college van deze gelegenheid geen gebruik maakt, hij ervan moet uitgaan dat niet-ontvankelijkverklaring zal volgen en dat zijn zaak dan niet inhoudelijk wordt behandeld.
Het college heeft het verzuim niet tijdig hersteld. Pas op 15 september 2025, en dus te laat, heeft het college via Veilig Mailen verklaard dat de gronden nog niet waren ingediend vanwege de vakantieperiode en de daardoor afwezige ambtenaren, en verzocht om de termijn voor het nader aanvullen van de gronden te verlengen tot en met 1 oktober 2025. Dit te laat ingediende uitstelverzoek kan niet leiden tot het oordeel dat het niet tijdig aanvullen van de beroepsgronden om de genoemde redenen verschoonbaar is. Het komt voor risico van het college dat de beroepsgronden niet zijn ingediend. Ook anderszins is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat het college in verzuim is geweest met betrekking tot het niet indienen van de beroepsgronden.
3.       Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
4.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
II.       bepaalt dat van het college van gedeputeerde staten van Groningen een griffierecht van € 385,00 wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. Klingers, griffier.
w.g. Ten Veen
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Klingers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2025
341
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Awb).
-         Verzet moet schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak worden gedaan.
-         In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met wat er in deze uitspraak staat.
-         Als de indiener over het verzet door de Afdeling wil worden gehoord, moet dit in het verzetschrift worden gevraagd. De zitting gaat dan alleen over de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak waartegen uw verzet is gericht.