202402042/1/R3.
Datum uitspraak: 22 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Nieuwe-Tonge, gemeente Goeree-Overflakkee,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 maart 2024 in zaken nrs. 24/1903 en 24/2187 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee.
Procesverloop
Bij besluit van 18 januari 2021 heeft het college aan [partij] een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een schuur en het verbouwen van een woning op het adres [locatie 1] in Nieuwe-Tonge.
Bij besluit van 15 februari 2024 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de omgevingsvergunning opnieuw verleend.
Bij uitspraak van 6 maart 2024 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 augustus 2025, waar [appellant], bijgestaan door mr. B. Benard, en het college, vertegenwoordigd door mr. T. Hoogerwerf en J. Kooijman, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], bijgestaan door mr. M.H.C. Peters, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 19 november 2020. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2.       [appellant] woont aan de [locatie 2] in Nieuwe-Tonge. Aan de buurman is een vergunning verleend voor de bouw van een schuur. Het college heeft hiervoor toepassing gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a. sub 2°, van de Wabo in samenhang met artikel 4, onderdeel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Het bouwplan is namelijk in strijd met artikel 23.2.2 van de regels van het bestemmingsplan "Nieuwe-Tonge", omdat de schuur een oppervlak van 108 m² heeft, terwijl op grond van de planregels maximaal 50 m² is toegestaan.
Beoordeling
3.       [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat onevenredige schaduwwerking optreedt. Gelet op de aanzienlijke oppervlakte van het perceel van [appellant], de situering van de bebouwing op dat perceel en de resultaten van de bezonningsstudies, oordeelt de Afdeling met de rechtbank en het college dat daar geen sprake van is.
Het betoog slaagt niet.
4.       Wat [appellant] voor het overige heeft aangevoerd, leidt evenmin tot een ander oordeel dan de rechtbank.
Conclusie
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H. Bangma, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van J.M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Bangma
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Rijsdijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2025