202400402/1/R3.
Datum uitspraak: 22 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1.       [appellant sub 1] en anderen, wonend in Tubbergen,
2.       [appellant sub 2], wonend in Tubbergen,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 8 december 2023 in zaak nrs. 1415 en 1416 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen.
Procesverloop
Bij besluiten van 16 december 2022 heeft het college de verzoeken van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] om handhavend op te treden tegen de wijze van uitvoeren van het waterhuishoudingssysteem op bouwplan De Esch, afgewezen.
Bij besluiten van 11 mei 2023 heeft het college de door [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 december 2023 in zaak nr. 23/1415 en nr. 23/1416 heeft de rechtbank het door [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] ieder hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 20 augustus 2025, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2], en het college, vertegenwoordigd door C.I. Migchielsen, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] wonen aan de Maatweg in de directe nabijheid van de gronden waarop woonwijk De Esch inmiddels is gerealiseerd.
2.       Op 18 november 2022 hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] bij het college een identiek handhavingsverzoek ingediend. De verzoeken komen erop neer dat [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] willen dat het college de bouwwerkzaamheden op bouwplan De Esch in Tubbergen stillegt vanwege strijdigheden met het waterhuishoudingsplan, opgenomen als voorwaardelijke verplichting in artikel 5.4.2, van de regels van het bestemmingsplan "Tubbergen, De Esch" zoals dat is vastgesteld bij besluit van 20 april 2020 (hierna: het bestemmingsplan).
3.       Bij besluiten van 16 december 2022 heeft het college de verzoeken afgewezen. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een overtreding van artikel 5.4.2, van de regels van het bestemmingsplan. Bij besluiten van 11 mei 2023 heeft het college de bezwaren  van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] daartegen ongegrond verklaard.
Opzet uitspraak en omvang van het geding
4.       De Afdeling heeft tijdens de voorbereiding van de zaak geconstateerd dat [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] enkele uitspraken hebben overgelegd van de rechtbank Overijssel van 8 december 2023, maar slechts hogerberoepsgronden hebben aangevoerd tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 8 december 2023 in zaak nr. 1415 en nr.1416. De Afdeling heeft dit op de zitting besproken en heeft aan [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] voorgehouden dat zij de hoger beroepen zo begrijpt dat deze alleen zijn gericht tegen de uitspraak met zaak nr. 1415 en nr. 1416. Daarbij heeft de Afdeling [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] in de gelegenheid gesteld om het te melden als er hogerberoepsgronden zijn die zich richten tegen de uitspraken van de rechtbank Overijssel van 8 december 2023 in zaak nrs. 22/1433, 1434, 1435, 1436, 1437, 1438, 1439 of 1440. Daarvan hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] geen gebruik gemaakt. Het hoger beroep richt zich dus niet tegen de uitspraken met laatstgenoemde zaaknummers.
5.       De Afdeling stelt verder voorop dat in deze zaak alleen de vraag voorligt of het college handhavend kon optreden vanwege overtreding van artikel 5.4.2, van de planregels.
5.1.    Artikel 5.4.2, van de regels van het bestemmingsplan luidt: "Het gebruik van de gronden en bouwwerken met deze bestemming voor woondoeleinden is slechts toegestaan indien de waterbergingsvoorzieningen met inachtneming van Bijlage 2 zijn aangelegd en nadien in stand gehouden worden, met dien verstande dat uiterlijk op het moment dat met de bouw van de eerste woning wordt gestart de in Bijlage 2 met blauw aangeduide zaksloten gereed zijn en de met groen aangeduide wadi gereed is uiterlijk voordat met de bouw van de 36ste woning wordt gestart."
5.2.    Het college stelt zich op het standpunt dat het niet handhavend kon optreden, omdat artikel 5.4.2, van de regels van het bestemmingsplan niet is overtreden. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat dit wel het geval is. De Afdeling zal zich beperken tot de beoordeling of dit betoog slaagt. Andere aspecten die [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben aangevoerd, zoals over een woningbouwtekort voor starters en een gebrek aan transparantie en rechtsgelijkheid bij de bouw van woningen in De Esch, vallen buiten de omvang van dit geding en zullen in deze uitspraak dan ook niet door de Afdeling besproken worden.
De hogerberoepsgronden
6.       [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat artikel 5.4.2, van de regels van het bestemmingsplan is overtreden. Zij betogen en lichtten dat ter zitting toe dat de tekening ‘Waterbergingsvoorzieningen’ die is opgenomen als bijlage 2 bij de regels van het bestemmingsplan niet correct is uitgevoerd. Er is volgens hen ten onrechte een drainagebuis aangelegd naast de zaksloot die het dichtst bij hun woningen is gelegen, waardoor zij een tekort aan water in hun tuinen ervaren.
6.1.    De Afdeling overweegt dat deze beroepsgrond niet eerder is aangevoerd en zich niet richt tegen overwegingen die aan de uitspraak waarvan in hoger beroep gekomen wordt ten grondslag liggen. In het omgevingsrecht kunnen beroepsgronden niet voor het eerst in hoger beroep worden aangevoerd. Een uitzondering wordt gemaakt als uitgesloten is dat andere belanghebbenden daardoor worden benadeeld. Die uitzondering doet zich bij deze beroepsgrond niet voor. De Afdeling kan deze beroepsgrond dus niet inhoudelijk bespreken.
7.       [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen verder dat op grond van het onderzoek "Waterhuishoudingsplan Tubberger Esch" van Tauw van 22 januari 2018, opgenomen als bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan, vijf zaksloten moeten worden aangelegd.
7.1.    De Afdeling overweegt dat deze grond, die [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] in hoger beroep aanvoeren, zo goed als een herhaling is van wat zij in beroep hebben aangevoerd. De rechtbank is in overweging 14.2 van haar uitspraak gemotiveerd op deze grond ingegaan. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die grond in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen van de rechtbank waarop dat oordeel is gebaseerd.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
8.       De hoger beroepen zijn ongegrond. De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank.
Proceskosten
9.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, voorzitter, en mr G.O. van Veldhuizen en mr. M.J.M. Ristra-Peeters, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.
w.g. Minderhoud
voorzitter
w.g. Priem
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2025
646