ECLI:NL:RVS:2025:507
Raad van State
- Hoger beroep
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- T.W.A. Weber
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
Op 12 februari 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 22 mei 2024. In deze zaak ging het om een vrijheidsontnemende maatregel die op 23 april 2024 aan een vreemdeling was opgelegd. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend. De minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat artikel 55, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 niet volstaat als grondslag voor het zonder toestemming onderzoeken van mobiele telefoons. Echter, de minister had terecht bezwaar gemaakt tegen het oordeel van de rechtbank dat het onderzoek aan de mobiele telefoon van de vreemdeling leidde tot de onrechtmatigheid van de grensdetentie op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling verwees naar een eerdere uitspraak van 22 januari 2025 ter ondersteuning van haar oordeel.
Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.