202302262/1/A3.
Datum uitspraak: 22 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in Ede,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 10 maart 2023 in zaak nr. 22/2869 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Ede.
Procesverloop
Bij besluit van 26 november 2021 heeft het college het verzoek van [appellante] om wijziging van haar persoonsgegevens in de basisregistratie personen (hierna: brp) afgewezen.
Bij besluit van 1 juni 2022 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 maart 2023 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij brief van 24 oktober 2024 heeft de Afdeling partijen geïnformeerd over haar voornemen om met toepassing van artikel 8:12b van de Algemene wet bestuursrecht anderen dan partijen in de gelegenheid te stellen schriftelijke opmerkingen te maken (hierna: amicus-curiaeprocedure). Daarvoor zijn concept-vragen en een concept-lijst met aan te schrijven organisaties opgesteld, waarop partijen hebben kunnen reageren tijdens een zitting op 4 februari 2025.
De Afdeling heeft vervolgens een ieder die geen partij is in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de vragen. Daarnaast heeft de Afdeling dertien organisaties per brief gevraagd om schriftelijk te reageren op die vragen.
De Afdeling heeft 45 schriftelijke reacties ontvangen van zowel organisaties als natuurlijke personen (hierna: de meedenkers).
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [appellante] gereageerd op de ontvangen schriftelijke reacties.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juni 2025, waar het college, vertegenwoordigd door S.E. Anbri en B. Minnen, is verschenen.
Van de meedenkers zijn namens de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) A.A.W. Trommelen, dr. J.F. Welfing en J. Kooij gehoord. Namens de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (hierna: NVVB) zijn N. Schoof, M. de Pagter en C. van Dam gehoord. Namens de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens is E. Petray gehoord. Verder zijn verschenen R.W. van den Bos, mr. A. Kasiemkhan, mr. A. Aydogdu, M.C. Houtzager en mr. M.A.C. Reichwein.
Overwegingen
De amicus-curiaeprocedure en het vernieuwd beoordelingskader
1. De Afdeling behandelt regelmatig zaken waarin rectificatieverzoeken op grond van artikel 2.58 van de Wet brp zijn geweigerd. In deze zaken hebben personen verzocht om wijziging van bijvoorbeeld hun naam of geboortedatum in de brp. De Afdeling krijgt op basis van de dossiers van de zaken die bij haar terecht komen onvoldoende zicht op de mogelijke gevolgen die toewijzing of afwijzing van een rectificatieverzoek kunnen hebben. Daarnaast ziet de Afdeling enkele terugkerende problemen bij het beoordelen van de buitenlandse (bron)documenten die ter onderbouwing van rectificatieverzoeken worden aangeleverd.
1.1. De amicus-curiaeprocedure is in vier zaken, waaronder deze, toegepast om anderen dan partijen de gelegenheid te bieden om zaakoverstijgende inlichtingen te geven over zowel de mogelijke gevolgen van rectificatieverzoeken als de bewijstechnische problemen die buitenlandse (bron)documenten teweeg brengen. In de uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2025:4980 (hierna: de overzichtsuitspraak), geeft de Afdeling uitgebreid uitleg over de toepassing van de amicus-curiaeprocedure. De vragen en reacties in de amicus-curiaeprocedure zijn te raadplegen via de website van de Raad van State. Deze zijn te vinden door te zoeken op het zaaknummer van de overzichtsuitspraak (nr. 202306817/1/A3). Daarnaast zijn de vragen en aangeschreven organisaties als bijlage I bij deze uitspraak gevoegd. In bijlage II is het wettelijk kader opgenomen. 1.2. De Afdeling ziet aanleiding mede door de inbreng van de meedenkers in de amicus-curiaeprocedure het beoordelingskader voor rectificatieverzoeken op grond van artikel 2.58 van de Wet brp te vernieuwen. Dit komt erop neer dat de Afdeling het beoordelingskader zoals uiteengezet in de uitspraak van 4 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1198, op enkele punten wijzigt of verduidelijkt. In de overzichtsuitspraak zet de Afdeling uiteen waarom en hoe het beoordelingskader voor rectificatieverzoeken op grond van de Wet brp wordt gewijzigd. De Afdeling zal het vernieuwd beoordelingskader in deze zaak van [appellante] niet herhalen, maar verwijst daarvoor naar de overzichtsuitspraak. Inleiding op de zaak van [appellante]
2. [appellante] staat in de brp ingeschreven als [naam 1] [appellante], geboren op [geboortedatum 1] 1940 in Akcaabat, Turkije. Deze gegevens zijn ontleend aan een paspoort en een uittreksel van een geboorteakte die zij heeft verstrekt bij haar inschrijving in de gemeente Ede op 21 augustus 1974. [appellante] heeft het college op 20 april 2021 verzocht om op grond van artikel 2.58 van de Wet brp haar persoonsgegevens te wijzigen naar [naam 2] [appellante], geboren op [geboortedatum 2] 1947 in Akcaabat, Turkije. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat de in de brp opgenomen gegevens niet op haar maar op haar schoonzus betrekking hebben. Bij haar aanvraag heeft [appellante] de volgende stukken verstrekt:
- een uittreksel van een geboorteakte van [naam 2] [appellante] met nummer [A], afgegeven op 21 mei 2015, met als geboortedatum [geboortedatum 3] 1947;
- twee uittreksels van een geboorteakte van [naam 2] [appellante] met nummers [B] en [C], afgegeven op 4 november 2019 en 8 april 2021, met als geboortedatum [geboortedatum 2] 1947;
- een korte Nüfus Kayit Örnegi (uittreksel bevolkingsregister) van [naam 2] [appellante], afgegeven op 4 november 2019, met als geboortedatum [geboortedatum 3] 1947;
- een uitgebreide Nüfus Kayit Örnegi van [naam 2] [appellante], gedownload op 3 juni 2021, met als geboortedatum [geboortedatum 2] 1947;
- een kopie van een Turks paspoort van [naam 2] [appellante] met als geboortedatum [geboortedatum 2] 1947, afgegeven op 8 april 2021;
- een kopie van een Turks paspoort van [naam 2] [appellante] met als geboortedatum [geboortedatum 3] 1947, afgegeven op 21 februari 2020;
- een kopie van een Turkse identiteitskaart van [naam 2] [appellante] met als geboortedatum [geboortedatum 3] 1947;
- een kopie van een Turkse identiteitskaart van [naam 2] [appellante] met als geboortedatum [geboortedatum 2] 1947;
- een beschikking van de Turkse rechtbank Trabzon van 31 juli 1991, met zaaknummer 1991/492 met beëdigde vertaling;
- een aanvullende vertaling door AVB Vertalingen van de beschikking van de rechtbank;
- overige documenten met betrekking tot [naam 1] [appellante].
2.1. Het college heeft het verzoek afgewezen. De reden hiervoor is dat [appellante] documenten met verschillende geboortedata heeft aangeleverd en ook verschillende familieregisternummers op de documenten staan vermeld. Daarnaast heeft [appellante] in 2015 ook een rectificatieverzoek gedaan waar als geboortedatum [geboortedatum 3] 1947 is aangehouden, aldus het college.
De uitspraak van de rechtbank
3. De rechtbank heeft geoordeeld dat de uittreksels van de geboorteakte en de paspoorten en identiteitskaarten brondocumenten zijn. Door de verschillende geboortedata en familieregisternummers is echter niet zeker dat behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de afgifte van de documenten. De gegevens kunnen daarom niet in de brp worden verwerkt, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
Wat oordeelt de Afdeling?
4. [appellante] betoogt dat het haar niet is toe te rekenen dat sommige documenten een foute geboortedatum vermelden. Het is voor haar niet mogelijk andere documenten te bemachtigen. Daarnaast zijn de familieregisternummers slechts volgnummers en is het daarom niet vreemd dat deze van elkaar verschillen. Dat in de brp staat dat zij drie en niet twee kinderen heeft kan haar niet worden tegengeworpen, omdat zij met een andere identiteit door het leven is gegaan. Tot slot betoogt [appellante] dat de rechtbank de biometrische gegevens bij haar beoordeling had moeten betrekken. Het staat buiten redelijke twijfel vast dat zij de persoon op de foto is, aldus [appellante].
4.1. Niet in geschil is dat de paspoorten en identiteitskaart met geboortedatum [geboortedatum 2] 1947 brondocumenten zijn als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d, van de Wet brp. Ook niet in geschil is dat de uittreksels van de geboorteakte brondocumenten zijn als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c. Zoals de Afdeling in de overzichtsuitspraak heeft overwogen, betekent het feit dat een document een brondocument is niet dat de daarin vermelde feiten zonder meer moeten worden verwerkt in de brp, als aannemelijk is dat voorafgaand aan de afgifte van het brondocument kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Dat geldt ook als het overgelegde brondocument een paspoort is. Wel geldt dat in beginsel van de juistheid van de gegevens in een door de bevoegde autoriteit afgegeven paspoort moet worden uitgegaan. Het is aan het college om een eventuele betwisting daarvan aannemelijk te maken. De Afdeling zal hieronder beoordelen of het college aannemelijk heeft gemaakt dat kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de afgifte van de brondocumenten.
4.2. Net als de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat voorafgaand aan de afgifte van de brondocumenten kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Op de verstrekte uittreksels van de geboorteaktes zijn verschillende geboortedata vermeld. [appellante] heeft geen overtuigende verklaring hiervoor gegeven. De uittreksels van de geboorteaktes met nummers [B] en [C] vermelden weliswaar als geboortedatum [geboortedatum 2] 1947, maar de familieregisternummers op de twee geboorteaktes verschillen van elkaar. Het college heeft van het Turkse consulaat de informatie ontvangen dat familieregisternummers op geboorteaktes van vrouwen alleen veranderen als zij trouwen. [appellante] heeft niet kunnen verklaren waarom de familieregisternummers verschillen ondanks dat beide geboorteaktes van na haar trouwdatum zijn. Verder staan ook in de twee uittreksels van het Turkse bevolkingsregister verschillende geboortedata.
4.3. [appellante] heeft kopieën van twee Turkse paspoorten verstrekt. Het paspoort met geboortedatum [geboortedatum 2] 1947 is afgegeven op 8 april 2021 en het paspoort met geboortedatum [geboortedatum 3] 1947 is afgegeven op 21 februari 2020. Beide paspoorten zijn brondocumenten, wat in beginsel betekent dat van de juistheid van de inhoud van de paspoorten moet worden uitgegaan. De geboortedata op de paspoorten verschillen echter. Het staat daarom niet vast dat behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de afgifte van het paspoort met geboortedatum [geboortedatum 2] 1947. Het paspoort met de geboortedatum [geboortedatum 3] 1947 is een jaar eerder afgegeven en bevat een nagenoeg identieke foto als het andere paspoort. Het is onduidelijk op basis van welk onderzoek de autoriteiten de paspoorten hebben afgegeven en hoe het verschil in geboortedata op de paspoorten is ontstaan. [appellante] heeft geen overtuigende verklaring kunnen geven voor de afwijkende data. Hetzelfde geldt voor de twee Turkse identiteitskaarten. De geboortedata op de twee identiteitskaarten wijken van elkaar af. Zonder inzicht in het onderzoek dat plaats heeft gevonden voorafgaand aan de afgifte van de identiteitskaarten is niet duidelijk wat de juiste geboortedatum is.
4.4. Ook de beschikking van de Turkse rechtbank brengt in wat hierboven is overwogen geen verandering. Die beschikking kan niet bijdragen aan de stelling van [appellante] dat zij de persoon [naam 2] [appellante] is. De beschikking wijzigt in Turkije enkele persoonsgegevens van de persoon [naam 2] [appellante], maar daarmee volgt niet buiten redelijke twijfel dat [appellante] de persoon [naam 2] [appellante] is.
4.5. De uitkomst van nadere bewijsmiddelen kunnen de gegevens uit brondocumenten aanvullen (zie overweging 4.1 van de overzichtsuitspraak). Anders dan [appellante] betoogt, is het niet aan het college om nadere bewijsmiddelen, zoals een biometrische vergelijking, aan te leveren. De betogen slagen niet.
Conclusie
5. Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
6. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, voorzitter, en mr. D.A. Verburg en mr. J.C.A. de Poorter, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.E.C. Bus, griffier.
w.g. Den Ouden
voorzitter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2025
1013-1013
BIJLAGE I
Organisaties die de Afdeling heeft aangeschreven:
• Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND);
• Bureau Documenten (BDOC);
• Expertisecentrum Identiteitsfraude en Documenten en ID-desks (ECID);
• ministerie van Buitenlandse Zaken;
• ministerie van Binnenlandse Zaken, in het bijzonder de Rijksdienst voor identiteitsgegevens (RvIG);
• ministerie van Justitie en Veiligheid;
• Stichting Pensioenfonds ABP (ABP);
• Sociale Verzekeringsbank (SVB);
• Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG);
• Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB);
• Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB);
• Dienst Landelijke Informatieorganisatie (DLIO);
• Nederlands Forensisch Instituut (NFI).
Vragen
De bewijsproblematiek
1.1 Welke (bewijsrechtelijke) problemen ondervinden burgers wanneer zij rectificatieverzoeken op grond van de brp doen?
1.2 Welke (bewijsrechtelijke)problemen ondervinden gemeenten wanneer burgers rectificatieverzoeken op grond van de brp doen?
1.3 Tegen welke knelpunten lopen BDOC en de Nederlandse consulaire vertegenwoordiging in het buitenland aan wanneer zij vervalsing en andere gebreken van documenten onderzoeken?
1.4 Zijn er landen waar identiteitsfraude en vervalsing van documenten vaak voorkomen? Welke gegevens zijn bekend over de betrouwbaarheid van paspoorten en notariële aktes uit het buitenland?
1.5 Is er informatie bekend over het onderzoek dat buitenlandse ambassades doen bij afgifte van een paspoort? Zijn er ambassades waarvan bekend is dat zij zonder behoorlijk onderzoek een paspoort afgeven?
In de zaken die de Afdeling voorgelegd krijgt, spelen vaak Chinese documenten een rol. Daarom stelt de Afdeling enkele vragen die specifiek over Chinese documenten gaan.
1.6 Wat is u bekend over de betrouwbaarheid van Chinese paspoorten? Kan er in de regel van worden uitgegaan dat een behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden voordat het paspoort werd verstrekt en dat de identiteit van de houder daarvan is geverifieerd?
1.7 Het is de Afdeling bekend dat er problemen zijn met het vaststellen van de authenticiteit van notariële aktes uit China. Wat is u bekend over de betrouwbaarheid van gewaarmerkte kopieën opgenomen in notariële aktes in China? Heeft de toetreding tot het apostilleverdrag hier invloed op?
1.8 Wordt bij de afgifte van documenten zoals omschreven in art. 2.8, tweede lid, onder c, van de Wet brp in China onderzoek gedaan voorafgaande aan de afgifte van deze brondocumenten? Heeft de notaris in China een onderzoekplicht of de instantie van afgifte voorafgaande aan de afgifte een behoorlijk onderzoek heeft uitgevoerd?
De gevolgen van een rectificatieverzoek
2.1 Wat zijn de maatschappelijke en juridische gevolgen van een wijziging van de persoonsgegevens in de brp na lange tijd? Wat zijn de maatschappelijke en juridische gevolgen als een foute registratie van persoonsgegevens niet wordt gecorrigeerd?
2.2 Is er inhoudelijke afstemming tussen gemeenten over de behandeling van rectificatieverzoeken o.g.v. artikel 2.58 Wet brp? Bijvoorbeeld over de vraag aan welke eisen voldaan moet zijn om verzoeken te honoreren. Is er andere inhoudelijke afstemming tussen gemeenten over rectificatieverzoeken? Als dat niet het geval is: wat zijn de gevolgen daarvan? Ervaren gemeenten die coulanter omgaan met rectificatieverzoeken problemen? Ervaren gemeenten die strenger omgaan met rectificatieverzoeken problemen?
2.3 Indien er geen coördinatie tussen gemeenten is op dit vlak, wat zijn de gevolgen daarvan voor burgers?
2.4 Wat is er bekend over de foutmarge in de huidige brp: is er kennis over het aantal onjuiste registraties in de brp?
2.5 Als de gegevens in de brp worden gewijzigd kan dat gevolgen hebben voor eerder afgegeven documenten waarin de oude gegevens staan vermeld. Levert dat problemen op? Denk bijvoorbeeld aan problemen met diploma’s, of het rijbewijs, een eventueel huwelijk, of een kind dat is geboren en diens aktes.
2.6 Welke gevolgen voor het pensioen heeft een wijziging van de persoonsgegevens (lees: de leeftijd) in de brp na vele jaren? Kan een verzoeker financieel voordeel of nadeel hebben bij een dergelijke wijziging? Blijft premie/inleg behouden voor die persoon met andere identiteit?
2.7 Welke gevolgen voor de AOW of Kinderbijslag heeft een wijziging van de persoonsgegevens in de brp na vele jaren? Kan een verzoeker financieel voordeel of nadeel hebben bij een dergelijke wijziging?
Belangen van burgers
3.1 Wat zijn de gevolgen voor burgers als aan de verzoeken om identiteitswijziging geen gevolg wordt gegeven? De Afdeling verneemt graag over de gevolgen van feitelijke aard (bijvoorbeeld: ouders in het land van herkomst niet kunnen bezoeken) en van juridische aard (bijvoorbeeld erfrechtelijk).
3.2 Wat is uw beeld van de redenen waarom buitenlandse personen soms pas na decennia verzoeken om rectificatie van hun gegevens in de brp?
3.3 Is in dat verband de correctiemogelijkheid op basis van de ‘Regeling ter afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (RANOV-regeling)’ relevant?
3.4 Zijn er indicaties dat rectificatieverzoeken met oneigenlijke bedoelingen worden gedaan? Om welke gevallen gaat het dan?
BIJLAGE II
Wet basisregistratie personen
Artikel 2.8
(…)
2. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
(…)
Artikel 2.10
(…)
2. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 2.8, derde lid, worden geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
3. Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d en e, worden geen gegevens ontleend, indien aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn.
(…)
Artikel 2.58
1. Het verzoek waarmee betrokkene met betrekking tot de basisregistratie het recht uitoefent op rectificatie van gegevens, bedoeld in artikel 16 van de verordening, of op wissing van gegevens, bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de verordening, bevat de aan te brengen wijzigingen.
2. Het college van burgemeester en wethouders geeft aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling.
(…)
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 4:2
(…)
2. De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Artikel 7:12
1. De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Daarbij wordt, indien ingevolge artikel 7:3 van het horen is afgezien, tevens aangegeven op welke grond dat is geschied.
(…)
Artikel 8:12b
1. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven kunnen in zaken die bij hun college in behandeling zijn bij een meervoudige of grote kamer, anderen dan partijen in de gelegenheid stellen binnen een door het college te bepalen termijn schriftelijke opmerkingen te maken.
2. De aankondiging hiervan geschiedt op een door het college te bepalen wijze.
3. Van het voornemen om toepassing te geven aan het eerste lid doet het college mededeling aan partijen. Het college kan partijen in de gelegenheid stellen om hun wensen omtrent dat voornemen binnen een door hem te bepalen termijn schriftelijk aan hem kenbaar te maken.
4. Partijen kunnen binnen vier weken na de dag van verzending aan hen van de schriftelijke opmerkingen schriftelijk hun zienswijze met betrekking tot die opmerkingen naar voren brengen. Het college kan deze termijn verlengen.
5. Het college kan degenen die schriftelijke opmerkingen hebben gemaakt, uitnodigen ter zitting te verschijnen teneinde over hun opmerkingen te worden gehoord.
6. Indien het college toepassing geeft aan het vijfde lid, wordt daarvan aan partijen mededeling gedaan in de uitnodiging, bedoeld in artikel 8:56.