ECLI:NL:RVS:2025:5079

Raad van State

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
202407865/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Lengel - Woonlocatie VVL-terrein en de woningbehoefte in Montferland

Op 22 oktober 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over het bestemmingsplan "Lengel - Woonlocatie VVL-terrein" dat op 17 oktober 2024 door de raad van de gemeente Montferland is vastgesteld. Het bestemmingsplan betreft de ontwikkeling van twee woonvelden met maximaal 64 woningen op de locatie van de voormalige voetbalvelden van VVL in Lengel. Appellant, wonend in 's-Heerenberg, heeft beroep ingesteld omdat hij van mening is dat het plan onvoldoende vrijstaande levensloopbestendige woningen mogelijk maakt. Hij betoogt dat de verdeling in woningbouwcategorieën niet aansluit bij de actuele woningbehoefte en dat de berekening van deze behoefte is gebaseerd op verouderde beleidsstukken.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op een zitting op 3 september 2025, waar de raad vertegenwoordigd was door A.B.W.M. Jansen. De Afdeling oordeelt dat appellant geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het bestemmingsplan geen directe gevolgen heeft voor zijn woon- en leefklimaat. De Afdeling concludeert dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan de nodige beleidsruimte heeft en dat de keuze voor de woningbouwcategorieën in redelijkheid is gemaakt. Het beroep van appellant is ongegrond verklaard, en de raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202407865/1/R4.
Datum uitspraak: 22 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in 's-Heerenberg, gemeente Montferland,
appellant,
en
de raad van de gemeente Montferland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 oktober 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Lengel - Woonlocatie VVL-terrein" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nadere reactie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 3 september 2025, waar de raad, vertegenwoordigd door A.B.W.M. Jansen, via een digitale verbinding is verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 20 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en de Crisis- en herstelwet, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het plangebied omvat de locatie van de voormalige voetbalvelden van voetbalvereniging Lengel (VVL) aan de Antoniusstraat/Veenseweg in Lengel. Het bestemmingsplan voorziet in een planologische regeling voor woningbouw op deze locatie. Het plan is gericht op de ontwikkeling van twee woonvelden, met maximaal 64 woningen. [appellant] woont aan de Maria van Nassaulaan in ’s-Heerenberg. Hij is van mening dat met het plan te weinig vrijstaande levensloopbestendige woningen mogelijk worden gemaakt. Hij wil voor zo’n woning in aanmerking komen.
Ontvankelijkheid beroep
3.       In artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
3.1.    [appellant] woont op een afstand van hemelsbreed ongeveer 1 km van het plangebied. Hij heeft er belang bij dat het bestemmingsplan in meer vrijstaande woningen voorziet, maar dat maakt niet dat hij ook belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb is. Het bestemmingsplan raakt hem namelijk niet rechtstreeks in zijn belang omdat dit geen gevolgen heeft voor zijn woon- en leefklimaat. Daarbij komt dat [appellant] ook geen eigenaar of rechthebbende is van, respectievelijk op gronden in het plangebied. [appellant] is dus geen belanghebbende bij het beluit van 17 oktober 2024. Dat [appellant] over het ontwerpbestemmingsplan geen zienswijze naar voren heeft gebracht, leidt niet tot de conclusie dat zijn beroep niet-ontvankelijk is. In dat verband heeft [appellant] er terecht op gewezen dat van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan ten onrechte geen kennisgeving in het gemeenteblad heeft plaatsgevonden. Het niet naar voren brengen van een zienswijze is daarom verschoonbaar.
Hoe toetst de Afdeling?
4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Verdeling in woningbouwcategorieën
5.       [appellant] betoogt dat de verdeling in woningbouwcategorieën in het bestemmingsplan niet in overeenstemming is met de woningbehoefte. De berekening van de behoefte is gebaseerd op verouderde beleidsstukken. Er komen te weinig woningen in de duurdere categorie. [appellant] wil voor een vrijstaande levensloopbestendige woning in aanmerking komen. Ingevolge het bestemmingsplan kunnen echter op slechts drie kavels uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd.
5.1.    Het bestemmingsplan voorziet met de bestemmingen "Wonen" en "Woongebied" in aaneengebouwde, twee-aaneengebouwde en vrijstaande woningen. De raad wijst op de uitgevoerde laddertoets waaruit volgens hem volgt dat het bestemmingsplan in de juiste woningbehoefte voorziet. Verder volgt uit de Woondeal 2.0 Regio Arnhem-Nijmegen en het Woonbehoefteonderzoek 2022-2040 dat er veel behoefte is aan sociale, betaalbare woningen en dat de nadruk wordt gelegd op het realiseren van betaalbare grondgebonden woningen en levensloopgeschikte woonvormen zoals het wonen in een hofje. Betaalbaarheid sluit nadrukkelijk aan bij de kernafspraken uit de Woondeal en het programma van het bestemmingsplan sluit daar op aan. De overgang naar de Woondeal Regio Achterhoek heeft niet tot wijzigingen geleid. In het bestemmingsplan zijn zes kavels voor vrijstaande woningen opgenomen en in het naastgelegen plan "De Lakermaat" komen 87 kavels voor vrijstaande woningen, zo stelt de raad.
5.2.    [appellant] wijst er terecht op dat ingevolge het bestemmingsplan op drie plekken met de bestemming "Wonen" uitsluitend vrijstaande woningen mogen worden gebouwd. Daarnaast zijn er nog twee plekken met die bestemming waar vrijstaande of twee-aaneengebouwde woningen kunnen komen. Verder kunnen er ook binnen het plandeel "Woongebied", naast andere woningtypen, vrijstaande woningen komen. Aan wat in het stedenbouwkundig plan als woningtypen is opgenomen en op tekening is weergegeven, waar de raad naar verwijst, komt geen bindende betekenis toe omdat de planregels niet naar het stedenbouwkundig plan verwijzen. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening op meer plekken in het plangebied had moeten voorzien in uitsluitend vrijstaande woningen. De raad heeft onder verwijzing naar regionaal en gemeentelijk beleid de behoefte aan de verschillende woningtypen die met het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, toegelicht. Aan al de in het bestemmingsplan voorziene woningtypen bestaat grote behoefte. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de keuze om alleen op drie plekken uitsluitend vrijstaande woningen mogelijk te maken, strijdig is met enig beleid en ook niet dat het beleid waar de raad naar verwijst, verouderd is. De raad heeft de in het bestemmingsplan neergelegde keuze in redelijkheid kunnen maken.
Het betoog slaagt niet. Om deze reden gaat de Afdeling niet in op de vraag of voor deze beroepsgrond toepassing kan worden gegeven aan het relativiteitsvereiste in artikel 8:69a van de Awb. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953, onder 4.9.
Conclusie
6.       Het beroep is ongegrond.
7.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, griffier.
w.g. Hoekstra
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bechinka
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2025
371