ECLI:NL:RVS:2025:5123

Raad van State

Datum uitspraak
27 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
BRS.25.000681
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in hoger beroep tegen verlengingsbesluit van de minister van Asiel en Migratie

Op 27 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 juni 2025, waarin het beroep van betrokkene tegen het verlengingsbesluit van de minister gegrond werd verklaard en het besluit werd vernietigd. De minister had in maart 2025 besloten om de overdrachtstermijn met twaalf maanden te verlengen, maar dit besluit werd door de rechtbank als onrechtmatig beoordeeld.

In het hoger beroep verzocht de minister de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat de uitspraak van de rechtbank niet uitgevoerd hoeft te worden totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft, na afweging van de belangen van beide partijen, geoordeeld dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom heeft hij de voorlopige voorziening getroffen, waarbij de minister niet verplicht is om de uitspraak van de rechtbank uit te voeren totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep.

De voorzieningenrechter heeft tevens bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 27 oktober 2025.

Uitspraak

BRS.25.000681
Datum uitspraak: 27 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 juni 2025 in zaak nr. NL25.12602 in het geding tussen:
[betrokkene],
en
de minister.
Procesverloop
Bij brief van 11 maart 2025 heeft de minister betrokkene in kennis gesteld van haar besluit om de overdrachtstermijn met twaalf maanden te verlengen (hierna: het verlengingsbesluit).
Bij uitspraak van 2 juni 2025 heeft de rechtbank het door betrokkene tegen het verlengingsbesluit ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Betrokkene heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en incidenteel hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.        De minister verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat zij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op haar hoger beroep heeft beslist.
2.        Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom en gelet op de belangen die de minister en betrokkene naar voren hebben gebracht, treft hij een voorlopige voorziening.
3.        De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Nederhoff, griffier.
w.g. Van Breda
voorzieningenrechter
w.g. Nederhoff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2025
918