ECLI:NL:RVS:2025:5153
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 december 2024. De rechtbank had in die uitspraak geoordeeld dat de vrijheidsontnemende maatregel die op 22 november 2024 aan betrokkene was opgelegd, voor zover deze betrekking had op de wijze van tenuitvoerlegging, gegrond was. De rechtbank had de minister opgedragen om betrokkene schadeloos te stellen en de wijziging van de tenuitvoerlegging van de maatregel met ingang van die dag bevolen.
De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M.S. Dunants Maurits, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en kwam tot de conclusie dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het Justitieel Complex Schiphol geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie is in de zin van artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de wijze van tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregel en bevestigt de uitspraak voor het overige.
De Afdeling verklaart het hoger beroep gegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 27 oktober 2025, waarbij mr. M. Soffers als lid van de enkelvoudige kamer heeft getekend, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Jiawan, griffier.