ECLI:NL:RVS:2025:5167
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing verblijfsvergunning door minister van Asiel en Migratie
Op 30 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 16 oktober 2025 het beroep van de appellant ongegrond had verklaard. De appellant had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister van Asiel en Migratie op 4 juni 2024 niet in behandeling was genomen.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen de motivering van de rechtbank overgenomen en geconcludeerd dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Hierdoor werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op dezelfde datum, 30 oktober 2025, en is vastgesteld door de voorzieningenrechter en de griffier.