ECLI:NL:RVS:2025:5182

Raad van State

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
202400557/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake openbaarmaking van informatie op grond van de Wet open overheid met betrekking tot de Cultuurgoedregeling

In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 8 december 2023 het beroep van [appellante] ongegrond verklaarde. Het hoger beroep betreft een verzoek om openbaarmaking van informatie op basis van de Wet open overheid (Woo) met betrekking tot de Cultuurgoedregeling. Bij brief van 6 juni 2022 heeft [appellante] een Woo-verzoek ingediend, waarin zij vroeg om openbaarmaking van een lijst van door de Staat verworven voorwerpen onder de Cultuurgoedregeling, inclusief inventarisnummers en de instellingen waaraan deze voorwerpen in bruikleen zijn gegeven. De staatssecretaris voor Cultuur en Media heeft dit verzoek op 19 juli 2022 afgewezen, met als argument dat artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) van toepassing is en dat de informatie onder de geheimhoudingsplicht valt.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de door [appellante] verzochte informatie inderdaad onder artikel 67 van de Awr valt, omdat deze informatie verkregen is in verband met de uitvoering van de belastingwet. De staatssecretaris heeft het bezwaar van [appellante] terecht niet-ontvankelijk verklaard, aldus de rechtbank. In hoger beroep herhaalt [appellante] haar argumenten, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt het oordeel van de rechtbank. De Afdeling stelt dat de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Awr van belang is om te waarborgen dat belastingplichtigen niet worden weerhouden om informatie te verstrekken aan de Belastingdienst.

De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan op 29 oktober 2025, waarbij de betrokken rechters aanwezig waren en de griffier de uitspraak heeft vastgelegd.

Uitspraak

202400557/1/A3.
Datum uitspraak: 29 oktober 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 december 2023 in zaak nr. 23/428 in het geding tussen:
[appellante]
en
de staatssecretaris voor Cultuur en Media (thans: staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap).
Procesverloop
Bij brief van 19 juli 2022 heeft de staatssecretaris een verzoek van [appellante] om openbaarmaking van informatie op grond van de Wet open overheid (hierna: Woo) niet ingewilligd.
Bij besluit van 2 december 2022 heeft de staatssecretaris het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 8 december 2023 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 2 april 2025, waar [appellante] en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. R. Oskam en L. van Eijndhoven, zijn verschenen. Aan de kant van [appellante] is verder [gemachtigde] verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       Bij brief van 6 juni 2022 heeft [appellante] een Woo-verzoek ingediend. Daarin heeft zij verzocht om openbaarmaking van een lijst, waarop van ieder jaar sinds de inwerkingtreding in 1997 van de op artikel 67, derde lid, van de Successiewet 1956 gebaseerde Cultuurgoedregeling, de door de Staat in het kader van die regeling verworven voorwerpen zijn vermeld met het betreffende inventarisnummer van de Rijkscollectie en vermelding van het museum of de instelling waaraan het betreffende voorwerp in bruikleen is gegeven. Bij de brief van 19 juli 2022 heeft de staatssecretaris dit verzoek niet ingewilligd, omdat artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr) op de verzochte informatie van toepassing is en artikel 8.8 van de Woo toepassing van artikel 4.1 en artikel 5.7 van de Woo uitsluit. Op 2 december 2022 heeft de staatssecretaris het bezwaar tegen deze brief niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief van 19 juli 2022, gelet op de toepasselijkheid van artikel 67 van de Awr, geen besluit is waartegen bezwaar kan worden gemaakt.
2.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de door [appellante] verzochte informatie valt onder artikel 67 van de Awr, omdat de informatie in de verzochte documenten verkregen is in verband met de uitvoering van de belastingwet en de herkomst van het staatseigendom moet worden gezien als informatie ‘over de persoon of zaken van een ander’. De staatssecretaris heeft het bezwaar van [appellante] dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
3.       [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de door [appellante] verzochte gegevens onder artikel 67 van de Awr vallen. Hierbij voert zij aan dat artikel 67 niet van toepassing is, omdat het Woo-verzoek ziet op een lijst van Staatseigendommen en niet op informatie over belastingplichtigen. Volgens haar betreft de titel van verkrijging van die eigendommen geen informatie ‘over de persoon of zaken van een ander’. De Cultuurgoedregeling komt pas in beeld nadat aan de verkrijger van het desbetreffende cultuurgoed een aanslag erfbelasting is opgelegd. Aangifte en aanslag erfbelasting vormen geen onderdeel van het Woo-verzoek. De fiscale geheimhoudingsverplichting is niet van toepassing op de eigendomsverkrijging van de Staat, omdat de erfbelastingschuld daarbij wordt kwijtgescholden en van invordering dan geen sprake meer kan zijn. Daarbij is het onmogelijk om uit de lijst één of meerdere individuele erfbelastingplichtige verkrijgers af te leiden, aldus [appellante].
3.1.    De gronden die [appellante] in hoger beroep heeft aangevoerd, zijn zo goed als een herhaling van de gronden die zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellante] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de uitspraak van de rechtbank onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 4 tot en met 4.2 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. Zij voegt hieraan nog het volgende toe.
3.2.    Bij de beoordeling van de vraag of de verzochte gegevens onder artikel 67 van de Awr vallen, is het van belang of de betreffende de betreffende informatie is verkregen uit of in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van de belastingwet, ook al zijn deze gegevens als zodanig niet fiscaal van aard. In dit geval gaat het om gegevens over kunstvoorwerpen die uit hoofde van de op artikel 67, derde lid, van de Successiewet 1956 gebaseerde Cultuurgoedregeling door erfgenamen aan de staat zijn overgedragen. De geheimhoudingsplicht op grond van artikel 67 van de Awr strookt met het uitgangspunt dat het algemene belang ermee is gediend dat het publiek, waaronder in de eerste plaats de belastingplichtigen, niet wordt weerhouden om inlichtingen en bescheiden aan de Belastingdienst te verstrekken uit vrees dat deze gegevens voor andere doeleinden worden gebruikt dan voor een juiste toepassing en doelmatige uitvoering van de aan de Belastingdienst opgedragen taak (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 8 november 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0409, r.o. 3.2). Het door de minister inwilligen van het verzoek van [appellante] zou afbreuk doen aan de strekking van die geheimhoudingsplicht.
Conclusie
4.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, mr. C.M. Wissels en mr. A. Kuijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Hartsuiker, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
w.g. Hartsuiker
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2025
620-1050